Het grote Ratsjetoe (deel 1: de Islam)

Het grote Ratsjetoe

Het grote Ratsjetoe slaat, zoals het woord aanduidt, op een grote mengeling van alle restantjes van vorige eetmalen waarvan men een nieuw gerecht maakt.
We zullen het hebben over Islam, Koran en Mohammed.

Deel 1 zal handelen over het ontstaan, de historische context en de religies die in Arabië vooraf gingen aan de Islam.

Deel 2 zal gaan over de figuur en de controverses van Mohammed, over de tegenstrijdigheden in zijn karakter tegenover vrouwen en tegenover het fenomeen geweld, over de twijfels over zijn echt bestaan en zijn echte rol, volgens recente wetenschappelijke theorieën.

Deel 3 zal gaan over het boek, hoe het is gemaakt in functie van de toestand van Mohammed, over de tegenstrijdigheden in de tekst en vooral over het ontstaan van de “officiële” versie.

Bij ieder deel zullen we aan het einde een bibliografie van referentie werken meegeven.

Aan alle strikt gelovige Moslims willen we vragen vanaf hier dit artikel niet verder te lezen.

Deel 1: De Islam

1.    De voorgeschiedenis

Als we over de geschiedenis van Islam willen hebben, moeten we eerst de voorgeschiedenis kennen. Zoals bij vele andere volkeren of bij andere religies is wat voorafgaat aan het ontstaan ervan uitermate belangrijk, omdat heel dikwijls wat voorafgaat later door de nieuwe machthebbers wordt gewist of omgezet in mythe, wat ze hebben overgenomen of voortgezet en wat ze eventueel gans radicaal hebben omgegooid.  Zo ook bij de geschiedenis van Islam.

Eerst een paar lijnen algemene opmerkingen. Islam wordt vereenzelvigd met de Arabieren en de Arabische cultuur. De eerste bronnen waar het woord of de stam van het woord Arab wordt vermeld is in de Hebreeuwse Geschriften Nehemyah 2:19 in de 5de eeuw voor MTR ( Moderne Tijd Rekening = voor Christus dus). In dezelfde periode vermeldt de Griekse historicus Herodotos Arabieren, verwijzend naar Jeminitische stammen.

Een Accadische en Assyrische bron vermeldt het woord Aribi, maar of er enig verband is, is hoogst onzeker omdat de term Arab van de Grieken komt en dus van veel later dateert. De Arabieren zelf erkennen van twee patriarchen af te stammen: Qahtan ( Zuidelijk gebied) en Adnan ( Noordelijk gebied). Van de eerste stam zijn er sporen, maar de tweede stam is historisch een illustere onbekende.

Wat wij vandaag Arabië of de Arabische staten noemen, is een geografisch misbaksel dat door de Westerse landen, hoofdzakelijk England en Frankrijk, is gecreëerd. Het oude Midden-Oosten kunnen we beter indelen in drie grote delen: de vruchtbare driehoek ( tussen Zagros gebergte in het Oosten, de berg Ararat in het Noorden en Syrië-Canaän in het Zuiden) door Engelstalige onderzoekers The Fertile Crescent genoemd, verder nog Egypte en tenslotte het Arabische schiereiland.

a)    In de driehoek leefden Feniciërs, die geen Arabieren zijn en Jevusieten, Hivieten, Amorieten en enkele kleinere bergstammen die nu Joden zijn. Verder waren er de Filistijnen, die vanuit de Egeïsche Zee waren gekomen en dus geen Canaänieten noch Joden. Verder waren er Accadiërs, Assyriërs en Arameërs, origineel Semitische volkeren. De Arameërs worden verder opgesplitst in Chaldeërs en Babyloniërs.
Allen zijn geen Arabische volkeren. De Assyriërs waren christenen vanaf de 1ste eeuw MTR en zijn later hevig vervolgd door de eerste Arabische moslims. Ze hadden een eigen taal en bezetten het gebied dat nu grotendeels Irak is.
b)    Egyptenaren zijn een Hamitisch volk. Ze werden christenen in de 1ste eeuw MTR en hun originele nakomelingen zijn de Kopten. De huidige Arabische meerderheid van de bevolking zijn het gevolg van de islamitische invasie.
c)    Het Arabisch schiereiland is duidelijk het thuisland van de volkeren die de voorlopers waren van de moderne Arabieren.
In het Zuiden waren er origineel zeven Kushitische volkeren ( van Ethiopische afkomst) en twaalf Semitische stammen.
In het Noorden waren er vier vroeg-Kushitische volkeren, acht Semitische stammen en twaalf Ismaëlitische stammen. Het zijn hoofdzakelijk de kustgebieden die een zekere ontwikkeling hadden gekend. Dilmun, bijvoorbeeld, wordt reeds vermeld op een Sumerisch spijkerschrift tablet op het einde van de 4de eeuw voor MTR. Het werd beschreven als een paradijselijke tuin in het Gilgamesh Epos. Volgens sommigen zou het model hebben gestaan voor de Tuin van Eden uit de judeo-christelijke bijbel. Hoe dan ook wordt het aanzien als één van de oudste beschavingen in het Midden-Oosten. Het beheerste de Perzische Golf vanuit het gebied dat ongeveer het huidige Koeweit is, en dus ook de handelsroutes van die tijd.

Waarom deze eerder saaie opsomming ? 

Eerste reden is het aantonen dat het verhaal van de twee zonen van Abraham, namelijk Isaak en Ismaël, dat zal aangehaald worden bij de creatie van Islam, een eerste mythe bevat. Abraham wordt algemeen aangenomen, kwam uit Ur in het huidige Irak tussen Tigris en Eufraat dat was bewoond door de Assyriërs ( zie hoger). Er zijn echter onderzoekers die stellen dat het Ur waarnaar verwezen wordt, zeer moeilijk te localiseren is en mogelijk niet het Iraakse Ur zou zijn. Het volk van Ismaël en de opvolgers dwaalden, volgens 25:18 Bereshiet ( de Joodse Genesis), vlakbij de Midianieten, dit wil zeggen van de kust van de Perzische Golf langs Zuid-Mesopotamië tot de kust van Shur ( ten Oosten van Egypte). In hetzelfde Bereshiet 21:21 staat dat “ zijn moeder een vrouw voor hem koos uit het land van Mitzrayim”. Ismaël zelf was half-Semiet en half-Egyptisch. Zijn vrouw was dus eigenlijk Hamitisch ( Egyptisch). De Semitische achtergrond van zijn volk en zijn opvolgers was dus nauwelijks Semitisch te noemen en ook verre van Arabisch. Bovendien bevond de hoofdplaats van de zuidelijkste Ismaëlitische stam zich op ongeveer 500 km van Yathrib ( het huidige Medinah). Arabische schrijvers zouden later het verhaal van het bezoek van Abraham en Ismaël aan Mekkah verzinnen.
In de Joodse Geschriften staan de reizen van Abraham uitvoerig beschreven, maar geen enkele kwam in de buurt van Arabië. Bovendien is ook de verwantschap met Mohammed veraf.

Tweede reden, het aantonen van het lappendeken van stammen en volkeren dat op en rond het Arabisch schiereiland leefde. De stammen, die onmiddellijk rond de woestijn leefden waren in vele facetten verschillend van de volkeren die in het vruchtbaarder gedeelte of aan de kust woonden. De zeden en gebruiken van deze stammen stonden ver af van de anderen.

Wat hun geschiedenis betreft, kunnen we alleen voortgaan op externe bronnen aangezien ze geen eigen geschriften hadden over hun eigen geschiedenis en genealogie. Bovendien hebben archeologische zoektochten in dit specifieke gebied weinig of niets bijgebracht.

Het centrale gedeelte van Arabië met zijn Kushitische bevolking werd lang terzijde gelaten door de georganiseerde koninkrijken van het Zuiden ( nu Jemen) en van de stammenstaten van het Noorden. Het gebied werd door beide alleen maar als passage voor de karavanen gebruikt. De belangrijkste was de specerijen en wierookroute die Jemen verbond met Midyan langs de kust van de Rode Zee.

Het grootste deel historische documenten over de vroege Arabieren werd vernietigd in de Islamitische periode, wat de originele achtergrond informatie bemoeilijkt, net zoals documenten van volkeren die door het eerste Kalifaat werden ingelijfd. Alleen sterke culturen, zoals de Assyriërs, de Joden, de Koptische Egyptenaren en de Armeniërs zijn nooit ge-arabiseerd en van hen hebben we relatief veel indirecte informatie, wat ons toelaat enigszins een min of meer betrouwbaar beeld te kunnen reconstrueren.

Duidelijke verrassing, de volkeren van Noord- en Centraal Arabië ( die we Arabieren zullen noemen in tegenstelling tot de Zuid-Arabische volkeren, die we Jemenieten zullen noemen) waren matriarchaal ingesteld. Vrouwen hadden een relatief grote macht. Koning Ashurbanipal van Assyrië schreef in zijn Kronieken dat de Arabieren hoofdzakelijk werden geregeerd door koninginnen zoals hun Kushitische verwanten in Afrika( huidige Ethiopië). Daar waren de koninginnen ook de legeraanvoerders. Later zou trouwens hun koningin Kahena een harde weerstand bieden aan de moslim bezetters. Er bestond een matriarchale erfenislijn en de echtgenoot, die door de vrouw werd gekozen, werd opgenomen in de clan van de vrouw. De meeste stammen hadden trouwens ook vrouwelijke namen. Er worden zelfs praktijken van polyandrie gemeld. Hun godsdienst vereerde godinnen, de dochters van Allah ( naam van de pre-Islamitische maan god). De verhalen en legenden rond de koningin van Sheba kennen we en als we 1Koningen 10:2 en 2Kronieken 9:1 van de Joodse Tanakh mogen geloven was zij een typisch voorbeeld van een harde tante.  

Onderlinge oorlogen ( Jemen tegen Ethiopië, en Jemen tegen Oostelijke stammen van de Perzische Golf) en het verval van handel door die oorlogen opende de weg voor de Sassanyden ( huidige Perzië), die het gehele Oostelijke gebied met belangrijke handelsroutes veroverden.

In het Westen (huidige Turkije en Syrië) waren diezelfde Sassanyden enkele eeuwen lang verwikkeld in meerdere oorlogen tegen het Byzantijnse Rijk. In deze strijd gebruikten beide huurlingen onder andere uit Arabische stammen en gaven hen indirect een gedegen militaire opleiding. De kost van deze oorlogen, zware belastingen, sociale onrust en interne machtsstrijd bracht beide grootmachten in verval. En toen kwamen de eerste invasies van een Arabisch leger, dat onder Islam zijn stammen had verenigd. Beide verzwakte grootmachten werden vrij snel teruggedrongen en uiteindelijk overwonnen.

2.    Ontstaan van de Islam

Het schiereiland, dat nauwelijks bewoners had aan de rand van de grote woestijn en de rondtrekkende Bedoeinen stammen leefden onder harde omstandigheden, die al hun waarden bepaalden. Een enge visie, beperkt tot de eigen stam, de familie en het schamele bezit, was het resultaat. Afgoden werden alom aanbeden onder de vorm van meestal vreemde en ongewone stenen ( de meeste meteorieten zoals we nu weten), eigenaardige rotsformaties, bronnen en natuurfenomenen. Iedere stam en iedere stad had zijn eigen goden. De Ka’aba alleen al had 360 afgoden beelden. Men vond er trouwens ook een afbeelding van Abraham en van Maria met Christus op haar schoot.

Het christendom en dan vooral gnostische vormen ervan ( nestorisme hoofdzakelijk) hadden zeer vroeg kleinere geloofsgemeenschappen opgericht, voornamelijk in het noordwesten. In het westen hadden er zich sedert enkele eeuwen joodse stammen gevestigd. In het oosten daarentegen waren het vooral Zoroastrische gemeenschappen die er volgelingen hadden.

Wrede rooftochten hadden plaats onder de Arabische stammen onderling. Er bestonden enorme sociale verschillen, echte slavernij, en een primitieve wetgeving met bloedwraak als gangbare vorm van vergelding. Hand afhakken ( reeds voor de Koran dus) werd toegepast bij stelen. Niet helemaal ten onrechte wordt deze periode in de Koran ( 33:33 en 48:26) dan ook Dark Age of Period of Ignorance genoemd.

Mensenoffers waren niet ongewoon. Wijn en alcohol en gokken kwamen veel voor, evenals overspel. Vrouwen hadden bij deze stammen, in tegenstelling tot de zuidelijke Jemenitische stammen, helemaal geen rechten.

In deze omgeving verschijnt de figuur Mohammed. Volgens de massa gangbare bronnen geboren rond 570 MTR in Mekkah. Maar dat zullen we behandelen in deel 2. Naast de gangbare bronnen zullen we ook een aantal recente theorieën plaatsen van Westerse en Oosterse Islamisten.

Armoedige leefomstandigheden, voortdurende onderlinge wreedheden, de rijke caravanen aan de rand van hun gebied, de ervaring die velen hadden gekregen als huurlingen van de onderling strijdende grootmachten in het gebied waren de ideale voedingsbodem voor enkele stammenleiders om de eenwording op basis van gemeenschappelijke belangen na te streven. Daarvoor was een gemeenschappelijke ideologie nodig. Of een godsdienst.

 

 

Trefwoorden: 

Reeks: 

Het grote Ratsjetoe

Andere artikels in deze reeks