Het grote Ratsjetoe (deel 3: de Koran)

Wat is eigenlijk de Koran?

Eerst en vooral de verklaring van een paar termen

- Koran is in de eerste plaats vrij te vertalen als “opsommend verhaal”. Het is de centrale religieuze tekst waarop Islam is gebaseerd. Moslims geloven dat de Koran letterlijk en woordelijk door Allah via de engel Jibril ( = Gabriël) aan Mohammed werd overgebracht over een periode van ongeveer 23 jaar.

- Tafsir: de commentaren op de Koran.

- Hadith: uitspraken en verhalen van en over Mohammed.

- Sirat: de hagiografieën van Mohammed.

Basis informatie

De Koran bestaat uit 114 hoofdstukken of soera’s, opgesplitst in 30 delen en samengesteld uit 6616 verzen of ayas ( = betekent mirakel in het Arabisch). 86 soera’s zijn volgens de Islam kenners uit de Mekkah periode en 28 uit de Medinah periode. Maar daar is ook nog onenigheid over. De soera’s zijn geklasseerd volgens lengte en niet chronologisch. Ze worden gekenmerkt door een naam of aanduiding, die door de inhoud van de soera is bepaald. Volgens soera 85:21-22 is ze bewaard op een tablet die, zoals de tafels van Mozes, nooit is gevonden, maar die wel een identieke kopie zou zijn van het eeuwige en heilige boek dat bij Allah berust.

Volgens Moslim traditie kunnen we de openbaringen in drie fases indelen.

  • De eerste wordt de eerste Mekkah periode genoemd en zou van 611 tot 615 MTR hebben geduurd. Deze gaan hoofdzakelijk over de omschrijving wie Allah is en wat hij van zijn schepping verwacht ( zie soera’s 1:51-53, 55-56, 68-70, 73-75, 77-97, 99-104 en 111-114).
  • De tweede periode wordt aangeduid als de tweede Mekkah periode ( ongeveer 616 tot 622 MTR). Wordt gekenmerkt door veel langere soera’s, die hoofdzakelijk over doctrine handelen ( soera’s 6-7, 10-21, 23, 25-32, 34-46, 50, 54, 67, 71-72 en 76). In deze periode wordt duidelijk gesteld dat Islam de enige ware godsdienst is.
  • De derde periode, die de Medinah periode wordt genoemd, beslaat ongeveer tien jaar van 623 tot 632 MTR. Hierin worden een aantal accenten zeer duidelijk: Mohammed wordt de onbetwiste leider en de thema’s worden meer aardse politieke stellingen. De goddelijke zaken worden regeringszaken. De soera’s worden dan ook duidelijker politiek en sociaal ( zie soera’s 2-5, 8-9, 22-24, 33, 37, 47-49, 57-59, 60-66, 98 en 110).

Openbaringen

Een grote vraag, die wordt gesteld, is of alle openbaringen ooit zijn verzameld. Volgens Sahih Bukhari gingen meerdere passages verloren met de dood van vele van de directe volgelingen van Mohammed in de slag van Yamamah. Dit gaf trouwens aanleiding tot de dringende oproep om de openbaringen zo snel mogelijk te verzamelen. Daarop stelde kalief Abu Bakr een zekere Zaid Ibn Thabit, een vroegere secretaris van Mohammed aan om de verzameling te realiseren. Bukhari vermeldt dat er niemand meer was die de volledige openbaring kende, maar dat meerdere personen werden aangesproken en dat meerdere documenten werden verzameld om tot een samenvattende kopie te komen. Bijgevolg kunnen we stellen dat het boek berust op gelukkige toevallen bij de samenstelling en ook op één man, die waarschijnlijk naar best vermogen al de toen bekende informatie heeft bijeen gebracht. Zaid overhandigde de verzamelde tekst aan Hafsah, één van de vrouwen van Mohammed en dochter van Umar, de tweede kalief.

Maar, ondanks het feit dat Zaid de officiële tekst had verzameld, vermeldt Sahih Bukhari dat er verschillende lezingen bestonden in de verschillende provincies van de Moslim wereld. Een aantal van Mohammeds gezellen hadden hun eigen codex verzameld en samengesteld. De twee meest bekende manuscripten ( zie Arthur Jeffrey, Materials for the History of the Tekst of the Qur’an, 1937) waren deze van Abdullah Ibn Mas’ud, dat de standaard was in het gebied van het huidige Irak en deze van Ubajj Ibn Ka’b, dat standaard was in het gebied van het huidige Syrië. Hoewel niet identiek waren beide toch redelijk consistent. Verschil was wel dat ze in verschillende dialecten werden geciteerd en dat het Arabisch op dat ogenblik, de 7de eeuw dus, scriptio defecta werd genoteerd, t.t.z. in medeklinkers alleen. De uitspraak van de klinkers wordt hierbij aan de lezer overgelaten. De werkwoorden konden als actief of passief worden gelezen; sommige zelfstandige naamwoorden konden met verschillende naamval worden geïnterpreteerd en sommige vormen konden als naamwoorden of werkwoorden worden gelezen.

Gestandardiseerde tekst

Als direct gevolg van al deze onduidelijkheden werd tijdens de regering van Uthman, de derde kalief, een gestandaardiseerde tekst opgesteld. Als basis nam hij de versie van Zaid, omdat deze in het Quraishi dialect was geschreven en dit beter bij het Mekkah verhaal paste.

Maar ook omdat de twee andere beter bekende versies te populair waren en meerdere variaties hadden. De keuze voor de onbekende Zaid duidt, volgens Jeffrey op een politieke tussenkomst. Probleem voor taalkundigen vandaag is echter dat dit dialect niet meer bestaat en niemand nog met zekerheid weet hoe dit precies te benaderen. Andere reden was dat deze versie in handen was gebleven van de familie Hafsah en derhalve ongewijzigd, terwijl de twee andere inmiddels reeds meerdere aanpassingen hadden gekregen. De Zaid versie werd naar alle delen van de Moslim wereld gestuurd en alle andere versies werden vernietigd, zodat vergelijking of interpretatie onmogelijk werd. Vreemd genoeg herinnerde Zaid zich kort nadien dat één vers ontbrak, namelijk soera 33:23. Nadat een man was opgespoord die zich dit vers herinnerde, werden de zeven uitgestuurde kopieën aangepast !

Volgens de traditie noteerden de gezellen van Mohammed al zijn teksten en schreven ze neer op allerlei plantaardig materiaal. Deze teksten zouden kort na de dood van Mohammed door deze gezellen gecompileerd worden gedeeltelijk op basis van hun notities en ook gedeeltelijk op basis van hun geheugen. Noteren we echter dat, volgens Islambronnen,  een groot aantal van Mohammeds gezellen die de tekst van buiten zouden hebben gekend, gedood werden in de genoemde veldslag van Yamamah. Daarop zou Abu Bakr de teksten die volgens diezelfde bronnen op stenen, palmbladeren en perkament stonden, samen met de teksten die sommigen uit het hoofd kenden, in één volume hebben laten verzamelen. Volgens Zaid Ibn Thalit werd een handgeschreven versie geproduceerd dat in het bezit van Abu Bakr bleef tot zijn dood in 634. Dit manuscript zou daarna in handen gebleven zijn van Abu Bakr’s weduwe.  De notities bleken echter in meerdere varianten te bestaan en hadden ook onderlinge afwijkingen. Daarom liet kalief Uthman alle versies, samen met de Abu Bakr’s versie samenbrengen en na redactie van het beschikbare materiaal ( meerdere versies werden vernietigd en van enkele niet identieke versies kozen Uthman of zijn raadgevers de aanvaardbare teksten) werd een standaardversie samengesteld, vandaag bekend als Uthman’s codex, die lang als het archetype werd aanzien tot we de Sanaa documenten vonden ( daarover later meer). Het feit alleen dat er meerdere versies of varianten waren, betekent dat er wijzigingen kunnen aangebracht zijn. De Uthman versie heeft trouwens alleen de medeklinkers ( zie verder de ontwikkeling van de Arabische taal in diezelfde periode) gestandaardiseerd en alles omgezet in één dialect. Het Topkapi manuscript heeft een vocalisatie en dus moeten de klinkers van de Topkapi versie aan de Koran zijn toegevoegd. Noteer tussendoor dat de kopie van Hafsah, nadat ze als basis werd gebruikt later werd vernietigd door Mirwan, de goeverneur van Medinah. Om welke reden zullen we nooit weten.

Er waren zeven lezingen van de Koran: Nafi van Medinah, Ibn Kathir van Mekkah, Ibn Amir van Damascus, Abu Amr van Basra, Asim van Kufa, Hamza van Kufa en Al-Kisai van Kufa. Deze zijn vandaag gereduceerd tot twee lezingen: de versie van Asim van Kufa werd gebruikt en verwerkt in de Egyptische versie van 1924 en deze van Nafi van Medinah wordt gebruikt in delen van Afrika buiten Egypte.

Noteer hierbij dat het kalifaat, de politieke macht van de Arabieren, toen reeds bestond en de Koran als basis van de Islam erna is gekomen. Dit ontkracht het verhaal dat de Islam de aanleiding, de basis en de motor tot de vorming van het Arabische Rijk is geweest. Noteer eveneens dat het kalifaat in Bagdad ontstond en niet in de Hijaz ( het Arabische schiereiland).

Als conclusie kunnen we stellen dat we absoluut niet zeker zijn dat de huidige versie de originele is. Misschien zijn er nog ontbrekende verzen, zoals het vers over steniging, dat niet in de Koran is opgenomen, maar volgens Umar en Ibn Ishak integraal deel uitmaken van de Koran. Het vers dat steniging als straf voor ontrouwe mannen en vrouwen bepaalt, is in de huidige Koran versie vervangen door honderd zweepslagen (soera 24:32).

De problemen van de Koran

  • Zoals bij de inleiding gedefinieerd zijn er talrijke kritieken ontstaan op de Koran. Bij het begin kwamen deze uit de Islam wereld zelf en waren hoofdzakelijk inhoudelijk. De grote splitsing tussen Shi’a en Soenni is bekend. Bij de meesten als een strijd om de erfopvolging, maar achterliggend was er natuurlijk ook de argumentatie dat er soera’s zijn gewijzigd en achterwege gelaten.

De fundamentele opmerking is dat deze vervorming ( perversion in the tekst) reeds bij het begin van de definitieve codex door Uthman aanwezig was.  In zijn boek citeert hij meerdere opmerkingen en kritieken door de vroege companions van Mohammed.

In Suyuti: Itqan, deel 3, pagina 72  laat hij Ibn Umar al-Khattab citeren ( onvertaald): Let no one say that he has acquired the entire Qur’an for how does he know that it is all ? Much of the Qur’an has been lost ….

Op dezelfde pagina voegt A’isha het volgende toe aan het verhaal van Umar: During the time of the  prophet, the chapter of the Parties used to be two hundred verses when read. When Uthman edited the copies of the Qur’an, only the current (verses) were recorded.

Schrijver citeert in zijn boek nog andere tijdgenoten met hun opmerkingen en discussies over “verdwenen” verzen en vooral over de authenticiteit van de authoriteitsketting. In eenvoudige woorden: wie heeft wat opgenomen en wie heeft wat weggelaten bij de samenstelling van de Uthman codex en met welke authoriteit.

  • De laatste zestig jaar echter ontstond er een beweging onderzoekers onder de Arabisten uit de westerse wereld en enkele Islamisten om de grote vraag “wat is hier echt aan de orde met al deze onduidelijkheden, tegenspraken en vreemde elementen in de Koran ?” te beantwoorden.

Onderzoekers naar de exegese (= tekstuitleg), naar grammaticale stylometrie (= tekstanalyse en onderzoek naar de stijl), naar de geschiedkundige achtergronden en naar de archeologische bewijzen begonnen parallel aan mekaar delen van deze grote vraag te achterhalen. Ze stapten daarmee af van het respect voor de gevoeligheden van Moslims, van politieke correctheid, van post-koloniale schuldgevoelens en van dogmatische Islamofilie.

 

1) Wat betekent het volgende eigenlijk ?

We beginnen met het meest opmerkelijke element in de Koran. Soera 2:105 zegt, vrij vertaald, welk vers we ook veranderen of u opdragen te vergeten, vervangen we door een beter van zijn soort.

Dit betekent eenvoudigweg dat bepaalde gedeelten van de Koran worden herroepen door andere delen. Onmiddellijke vraag is dan waarom Allah Mohammed opdraagt delen van de Koran te vergeten. Waarom heeft Allah twee beurten nodig om de juiste boodschap te brengen ? Hoe kunnen sommige woorden of uitspraken van Allah beter zijn dan andere ?
 

2) De Koran is obscuur met en zonder de commentaren

Islamofobie en islamofilie zijn er beide oorzaak van dat open vragen over de onduidelijkheden in de Koran zeer lang niet zijn gesteld.

Als we terugkeren naar de opkomst van de Islam moeten we deze eerst en vooral terug plaatsen in de geografische, godsdienstige, historische en taalkundige context van het Midden-Oosten. Geleerden zijn er zich reeds geruime tijd van bewust dat het Talmud jodendom, “ketterse” christenen, en zelfs Essenen een invloed hebben gehad op Islam. Maar de Islam chronologie die ons lang werd voorgehouden door de Moslims heeft zeer lang voor een ander beeld gezorgd. De Koran zelf blijft ondanks honderden commentaren en aanpassingen van de Moslim clerus onbegrijpelijk en inconsistent. Vele westerse wetenschappers hebben echter zeer lang en kritiekloos de Moslim uitleg aanvaard. Tekstonderzoek en kritische benadering werd dus méér dan noodzakelijk.

Paul Casanova zei hierover in zijn boek Mohammed et la fin du Monde dat in 1921 in Parijs werd uitgegeven: “ De authenticiteit van de tekst van de huidige Koran wordt algemeen aangenomen en zou de exacte weergave zijn van de openbaringen aan Mohammed zoals die door zijn secretarissen is opgetekend. We weten echter dat enkele van die secretarissen zeer onbetrouwbaar waren, dat meerdere van de getuigen tijdens veldslagen ( nvdr: eerder raids dan echte veldslagen) werden gedood, dat de directe opvolger van de Profeet een drastische recensie heeft gemaakt en dat enkele jaren later de schikking en de volgorde van de teksten werd veranderd. We hebben bewijzen van weggelaten teksten. We weten dat de teksten zeer bizar werden geklasseerd ( namelijk volgens de lengte van de soera’s), die het artificiële karakter van de Koran aantoont…. Ik blijf er echter bij dat de echte doctrine van Mohammed, indien niet vervalst, op zijn minst wordt geheim gehouden. Ik zal aantonen de uiterst eenvoudige redenen die eerst Abu Bakr en later Uthman er toe bracht de heilige teksten zeer diepgaand te veranderen. Het was zo grondig en met zoveel kennis gedaan dat het lang erop leek dat we de Oer-Koran ( de oorspronkelijke Koran) niet zouden kunnen weder samenstellen.

G. Lüling ( zie deel 4 Bibliografie) argumenteert dat minstens één derde van de Koran dateert van vóór de Islam en heeft bijgevolg niets te maken met een zekere Mohammed. Origineel was dit deel, volgens hem, een pre-Islam christen hymne die later door de Moslims werd geherinterpreteerd.

Luxenburg stelt dat, als we veel van de woorden uit de Koran die obscuur en onduidelijk zijn, leren lezen met Syriac woorden in plaats van Arabische woorden, deze opmerkelijk duidelijker worden. Van hem komt trouwens de verklaring dat het begrip huri ( Arabisch) moet gelezen worden als hur ( Syriac).
 

3) Het Arabisch als taal en schrift

  • Moslims geloven dat Arabisch de taal van Allah is en dat de Koran derhalve de exacte weergave is van Allah’s woorden. Daarom ook is de Arabische Koran dwingend. Maar, zoals hoger aangegeven, is deze Koran het Arabische document zoals Mohammed het zou ontvangen hebben ?

Arthur Jeffrey in zijn boek Foreign Vocabulary of the Qur’an, heeft ongeveer 300 pagina’s verzameld met voorbeelden van vreemde ( niet klassiek Arabisch dus) woorden in de Koran. De meesten stammen uit een Arabisch dialect van vóór de Islam, ontleend uit andere talen en heel wat andere woorden die helemaal niet gebruikelijk zijn ( we sommen ze later onder het hoofdstuk Vreemde woorden nog eens op) of geen enkel Arabisch evenwaardig woord hebben.

  • Karl Vollers beweerde reeds begin 20ste eeuw dat de Koran geschreven was zonder verbuiging en naamval in het dialect van Najd, de taal van de pre-Islamitische Arabische poëzie teneinde deze te harmoniseren. Dit zou gebeurd zijn lang na Mohammed en kan dus niet de taalkundige openbaring zijn die Mohammed kan nagelaten hebben. De talrijke fonetische varianten tussen het dialect van Hijaz ( centraal Arabië) en Najd ( de dichterstaal) duiden op het gebruik van deze laatste taal.

Daar bovenop is het zo dat het Arabisch van de Koran structureel tussen het Oud-Arabische koine en het Bedoeïnen Oost-Arabisch en het Middel-Arabisch ligt, en dus kan de Koran niet in het CA ( = Classical Arabic) zijn geschreven aangezien deze taal over een langere periode van de achtste en negende eeuw werd gestandaardiseerd. Het Nabatees ( dialect van het invloedrijke Petra) kan echter wel een invloed hebben gehad. In dit laatste geval staan we weer dicht bij de theses van P. Crone, die het ontstaan van de Islam méér naar het Westen verplaatst.

Ook volgens Corriente was het CA  slechts gestandaardiseerd in de achtste en negende eeuw en was de kern ervan gebaseerd op oud-Arabische dialecten beïnvloed door pre-Islam poëtische taal en de gesproken taal van de Bedoeïnen uit die tijd. Naamval en verbuiging zijn niet door taalkundigen uitgevonden maar zijn ontstaan vanuit de gesproken taal.

De Koran zelf, merkt Hirschfeld op, herhaalt tot driemaal toe dat het geschreven werd in klassiek Arabisch. Als het zo is, hoeft het niet bij herhaling te worden bevestigd. Een heleboel is echter helemaal niet Arabisch, zowel wat betreft het woordgebruik, de behandelde onderwerpen en de inspiratie. Absoluut onduidelijk zijn een groot aantal vreemde woorden. Moslim professoren zijn zich terdege bewust van de moeilijkheden en obscuriteiten in hun heilig boek. Fuat Szegin somt niet minder dan achttien studies van Moslim filologen ( de belangrijkste zijn Aban b.Taghlib die stierf in 758 en Niftawayh, die stierf in 859) op tussen mid-achtste en mid-negende eeuw onder de titel Gharib al-Qur’an ( = de eigenaardige uitdrukkingen in de Koran).

  • Rodwell schreef reeds in 1861 bij de vertaling van de Koran dat “De Moslim traditie leverde ons het schema waarbij deze en gene vers op dat en gene moment aan Mohammed werd geopenbaard…. Het is echter duidelijk dat het geheel is samengesteld door deze die de Koran uiteindelijk hebben geschreven, waarbij meningen en vooroordelen, mythes en feitelijke aanpassingen met het doel de politieke evolutie en de strijdende facties van de Umajaden en Abbasiden ter wille te zijn. Zelfs het werk van de historicus Ibn Ishak is gekleurd door de theologische spanningen van zijn meester en opdrachtgever ”. Hij toonde verder de tendentieuze natuur van de ahadith, die “slechts dient om de duistere en onbegrijpelijke passages uit te leggen met uitspraken van Mohammed ( of de clerus) die later zouden zijn gedaan”.

Rippin concludeert, na een aantal specifieke soera’s te hebben ontleed dat “op geen enkele manier de Koran kan worden aangenomen als een primair document in de constructie van het leven van Mohammed. De tekst is te duister wat de eigenlijke historiek betreft en de steeds veranderende verwijzingen laten ons een tekst na in een conceptuele chaos van historische opzettelijkheden”.
 

4) Tegenspraken

Macdonald citeert als voorbeeld van de tegensprekelijke verklaringen in- de Koran over vrije wil en voorbestemming. Ze tonen aan, zegt hij, “dat Mohammed een opportunistische prediker en politieker was”.

  1. Er zijn veel tegenspraken in de Koran. De eerste Moslims waren zich hiervan zeer bewust en dus bedachten ze allerlei aanpassingen. Een typisch voorbeeld is Soera II.105: “welke verzen wij ( dit is Allah) ook afschaffen of opdragen te vergeten, is om een betere of gelijke te brengen”.
     
  2. Az-Zuhri ( gestorven 742) stelde dat 42 ayahs ( verzen) waren aangepast. Ibn Salama in de 11de eeuw stelde zelfs 238 aanpassingen vast. Volgens al-Suyuti ( een Egyptisch geleerde die stierf in 1505) zijn er zo naar schatting vijf tot vijfhonderd aangepaste verzen. En Sjah Wali Allah van Delhi ( gestorven 1762) citeerde vijf aanpassingen.
     
  3. Al-Suyuti geeft het voorbeeld in soera II.240 van een vers dat door vers 234 wordt vervangen, dat zelf een vervangend vers is. De grote vraag is: hoe kan een eerder vers een later vers vervangen ? Het antwoord ligt in het feit dat de Moslim volgorde niet chronologisch is. De samenstellers hebben de langste hoofdstukken namelijk eerst geplaatst. Dit brengt nogal wat problemen voor de imams voor wie de Koran en de Sirat met mekaar verbonden zijn en dus om doctrinaire redenen zelf moeten beslissen wat de chronologische volgorde is.
     
  4. Nog een verrassing. In soera 2:219 wordt het drinken van wijn verboden, maar Soera 16:67 zegt wel: en onder de vele vruchten en fruit is er palm en de druif waarvan we wijn krijgen en gezonde voeding; voorwaar tekenen voor dezen die nadenken”. Deze soera is van de Mekkah periode en het verbod kwam in de latere Medinah periode. Dit is zowaar een ernstig probleem voor de Islam apologisten. Alle passages over verdraagzaamheid kunnen trouwens gevonden worden in de Mekkah periode en de passages over afslachten, onthoofden en verminken, de zogenaamde Zwaard Verzen uit de Medinah periode komen. De fameuze soera 9:5 “ slacht alle godslasteraars af waar ge ze ook vindt” vervangt of verdringt 124 verzen over verdraagzaamheid en geduld. Als de politieke toestand voor Mohammed verandert, brengt Allah andere boodschappen.
     
  5. Evenveel soera’s kunnen worden gevonden over een bepaalde mate van vrije wil en vijf keer meer over het tegenstrijdige begrip van de lotsbestemming van alle dingen.
     
  6. Een zeer treffend voorbeeld vinden we in een essay van Zulfikar Khan ( te vinden op www.flex.com/~jai/satyamevajayate/koran.html ), namelijk soera 41:9-12 versus soera 79:27-30 waar we opmerkelijke verschillen vinden in het scheppingsverhaal. Bij de eerste was de wereld reeds bestaand toen de hemelen erbij kwamen en in de tweede wordt het tegenovergestelde beweerd.
    Een ander voorbeeld wordt door hem aangehaald in de vergelijking tussen soera’s 2:62, 5:69 en 103:2-3 waarin wordt gesteld dat ieder ( de joden, de christenen en de mysterieuze Sabiërs) die goede daden doet en in god gelooft niets te vrezen heeft.
    In soera 3:85 wordt dan ook gezegd dat ieder die een godsdienst kiest anders dan Islam het paradijs zal worden ontzegd, en soera 4:150-151 zegt dan weer dat pijnlijke straffen zullen worden toegepast aan wie de profeet van Islam niet aanvaard. Deze tegenspraak is zo groot dat Tafsir verklaart de vorige verzen af te schaffen. De vraag is dan ook of de alwetende Allah zomaar van idee verandert en of het boek in de hemel dan werkelijk onveranderlijk is.
     
  7. Een andere eigenaardigheid is het verhaal over de miraculeuze maagdelijke geboorte van Jezus, dat overduidelijk is ontleend aan de christelijke verhalen ( dat is trouwens op zijn beurt een ontlening aan de Hindoe folklore). Waar soera 3:4 en soera 19:17 een gelijkaardig verhaal hebben, verschillen ze omdat de eerste spreekt over meerdere engelen en de tweede het heeft over één enkele engel. Dit duidt op een verhaal uit meerdere verschillende tradities.
     
  8. Wie was de eerste Moslim ? In soera 6:14 en soera 163 is dit Mohammed. In soera 7:143 is dit Mozes. In soera 26:51 zijn dit Egyptenaren. In soera 2:127-133 en in 3:67 is dit Abraham. Maar ook in soera 2:37 wordt Adam eveneens geïnspireerd door Allah.
     
  9. Kon Mohammed wel degelijk Allah zien ? In soera 53:1-18 en in 81:15-29 zegt de Koran van wel, maar in soera 6:102-103 en in 42:51 staat dan weer dat dit niet het geval is.
     
  10. Een vreemde toestand ontstaat bij het lezen van soera’s 4:11-12 en 4:176 over erfenisrechten. Ze bedragen 1/8 méér dan 100% indien zijn vrouw (goed voor 1/8), drie dochters ( goed voor 2/3 samen) en zijn twee ouders ( goed voor 1/3 samen) overleven. En indien alleen zijn moeder ( 1/3), zijn vrouw (1/4) en zijn twee zusters ( 2/3) overleven, krijgen ze samen 15/12 !!!
     
  11. Volgens soera 56:7 zullen er drie groepen mensen bij het Laatste Oordeel aanwezig zijn, maar volgens soera 90:18-19 en 99:6-8 zijn er slechts twee groepen.
     
  12. Soera 54:19 vertelt ons dat Allah één dag nodig had om het volk van Aad te vernietigen, maar volgens soera 4:16 en 69:6-7 waren er meerdere dagen nodig.
     
  13. Volgens soera 7:54, 10:3, 11:7 en 25:59 schiep Allah hemel en aarde in zes dagen, maar als we een optelsom maken van soera 41:9-12 zijn dat er acht.
     
  14. Soera 2:29 zegt dat eerst de aarde en dan de hemel is geschapen, maar soera 79:27-30 zegt net andersom.
     
  15. De mens is geschapen uit een bloedklonter ( soera 96:1-2), uit water ( soera 21:30, 24:45 en 25:54), uit verbrande klei ( soera 15:26), uit stof ( soera 3:59, 30:20 en 35:11), verder nog uit niets ( soera 19:67), maar ook nog uit aarde ( soera 11:61) en een druppel dikke vloeistof ( soera 16:4 en 75:37).
     
  16. Er zijn nog tientallen andere voorbeelden van onbegrijpelijke of contradictorische verklaringen. Eén vinden we nog interessant. De Koran is “zuivere Arabische taal” ( in soera 16:103), maar niemand kent de interpretatie behalve Allah ( soera 3:7), maar mensen met begrip (???) kunnen het begrijpen ( in soera 3:7).

 

5) Vervangingen en aanpassingen

Philip Schaff gaat ervan uit dat het concept van de vervangingen ontwikkeld werd om alle vroeg bekende tegenstrijdigheden uit de Koran te verwijderen.

Moslims vertellen ons over de Mansoekh, verzen en passages die werden geannuleerd ten voordele van de Nasiekh, vervangende verzen. Aangezien echter de verzen niet chronologisch zijn, maar gerangschikt volgens hun lengte, kunnen we onmogelijk weten wat eerst was en welke de vervanging. Welke is geldig ?

Jalaloe’d d-Din schatte het aantal vervangingen tussen 5 en 500. Anderen spreken over 225. Wat dit aanwijst is dat we niet weten welke eigenlijk vervanging is en hoeveel vervangingen er zijn. Welke van de soera’s zijn echt geldig ? En hoe kan Allah zijn eigen woorden herroepen ? Moslims verklaren dit als progressieve openbaringen. Maar progressief over een periode van twintig jaar en méér, is inderdaad heel vreemd.

Vele andere kunnen we nog citeren en een aantal kunnen beschouwd worden als niet zeer ernstige veranderingen, maar als de Koran “nazil” is ( d.w.z. uit de hemel naar de aarde gebracht zonder menselijke hand) moet de tablet die in de hemel wordt bewaard ook deze aanpassingen en veranderingen bevatten !

 

6) Fouten in de Koran

Eén van de meest opmerkelijke vergissingen in de Koran is het verhaal van Alexander de Grote ( zie soera 18:82-98). Koran beweert dat hij een Moslim was, Allah aanbad en zeer oud is geworden. Dit is in complete tegenstelling tot wat de historici ons leren: volgens de geschiedschrijvers Arrianus en Quintus Curtiush aanbad hij heidense idolen, hield regelmatig orgies en was een sodomiet.  Hij stierf zeer jong, 33 jaar oud aan de gevolgen van overmatig drankgebruik.

Ibn Warraq zegt hierover: het verhaal in de Koran is historisch volledig fout en we zijn zeker dat het verhaal gebaseerd is op de Romance of Alexander ( een fictieboek) dat zeer populair was onder de Nestor christenen van de 7de eeuw in een Syriac versie ( zie ook de Encyclopedia Brittanica).

Het joodse en christelijke verhaal van de verkoop van Jozef door zijn broers wordt in de Koran afgehandeld in dirham terwijl er nog helemaal geen munten bestonden, laat staan dirhams.

Soera 17:1 vertelt ons het zeer bekende verhaal van Mohammed die op een nacht van de Heilige Moskee een trip maakt op zijn paard Burak naar de “verste moskee”. Dit zou refereren naar een nachtelijke trip te paard van Mekkah naar Jerusalem met bezoek aan de Al Aqsah moskee, waarvan de bouw 46 jaar na de dood van Mohammed werd aangevangen. Dit is duidelijk een latere toevoeging.

Soera 7:124 vertelt ons verder dat de farao zijn waarzeggers bedreigde hun handen af te hakken en een kruisdood te laten sterven. Handen afhekken was een typisch Arabische bestraffing en kruisiging werd pas 700 jaar later door de Feniciërs en de Carthagers toegepast.

 

7) Wetenschappelijke eigenaardigheden

Volgens soera 2:65 en 7:163-166 werden de mensen in apen omgetoverd toen ze Sabbat niet respecteerden. Volgens Darwin ging de evolutie in de andere richting.

In soera 65:12 lezen we dat Allah zeven hemels heeft geschapen en evenveel aardes. Indien dit naar planeten verwijst ipv naar de aarde, dan zijn er nog steeds twee te kort.

Meteoren en zelfs sterren worden ons voorgesteld als raketten om het afluisteren van de Koran door satan en djinns te verhinderen in soera’s 37:6-10, 55:33-35, 67:5 en 72:6-9.

Salomon sprak de taal van de vogels in soera 27:16 en van de mieren in soera 27:18-19. Djinns werden door hem gebruikt om paleizen, gerechten en koper fonteinen te maken in soera 34:11-13.

Salomon heerste eveneens over de wind in soera’s 3:11 en 21:81.

Volgens soera 16:66 komt de melk van de koe van tussen de excrementen en het bloed. En volgens soera 16:69 komt de honing van de bijen uit hun buik.

Er zijn nog een aantal van deze verhalen, die we verwachten in een fabelboek, maar niet in een belangrijk boek als de Koran.

 

8) Vreemde bronnen

Vele verhalen hebben hun oorsprong in vreemde bronnen die reeds lang voor de Islam bestonden.

Vroeg-Arabische bronnen

  • Het verhaal van de vrouwelijke kameel die uit een rots sprong en een profeet werd ( soera 7:73-77, soera 85, soera 91:14 en 54:29) was lang voor Mohammed bekend.
  • Het dorp dat in apen werd veranderd ( hoger vermeld) was een populaire legende.
  • Het verhaal van de 12 gutsende bronnen komt uit een oude Arabische legende.
  • Het Rip van Winkle-achtig verhaal van zeven mannen en hun dieren die 300 jaar in een grot hebben geslapen en er ook piekfijn ontwaakten, komt lang voor de Koran ook in Griekse en christelijke fabels voor.
  • Het verhaal van de vier in stukken gehakte vogels die opstonden en vlogen was eveneens een zeer oude Arabische fabel.
  • Literaire stukken uit de Saba Moallaqat van Imra’ul Cays werden graag in de Koran ingepast ( zie soera 21:69, 29:31, soera 46, 37:59, 54:1 en 93:1)

Joodse bronnen

  • Meerdere verhalen komen uit de Talmoed, de Midrash of apocriefe werken. De Talmoed geschriften werden samengesteld in de tweede eeuw MTR uit orale wetten ( de Mishnah) en de tradities van deze wetten ( de Gemara). Ze bevatten eveneens interpretaties en discussies van deze wetten ( de Halachah en Haggadah). Vele joden beschouwen de Talmoed geschriften niet als dwingend.
  • Soera 3:35-37 komt letterlijk uit het boek The Protevangelion’s James the Lesser.
  • Soera 87:19 komt uit het Testament van Abraham.
  • Soera 27:17-44 komt uit het Tweede Targum van Esther.
  • Het verhaal van de man die honderd jaar stierf samen met zijn ezel ( soera 2:25) was een joodse fabel.
  • Het verhaal dat Mozes verrezen is ( soera 2:55-56, 57) komt uit de joodse Talmoed.
  • Soera 5:30-31 komt uit Targum van Jonathan ben Uzziah en Targum van Jeruzalem uit Pirke Rabbi Eleazer.
  • Abraham bevrijd uit het vuur van Nimrod ( soera 21:51-71, 29:16-17 en 37:97-98) komt uit de Midrash Rabbah. Noteer hierbij dat zoals nog in enkele andere verhalen de genoemde personages niet in dezelfde tijd leefden.
  • De details van het bezoek van de koningin van Sheba ( soera 27:20-44) komt uit Tweede Targum van Het Boek van Esther.
  • De bron van soera 2:102 is zonder enige twijfel het Midrash Yalkut, hoofdstuk 44.
  • Het verhaal waarbij god de berg Sinai opheft en boven het hoofd van de joden houdt als dreiging ( soera 7:171) komt uit het boek Abodah Sarah.
  • Het gouden kalf in de wildernis ( zeg maar woestijn) dat in soera 7:148 en 20:88 wordt verhaald, komt eveneens uit Pirke Rabbi Eleazer.
  • De zeven hemelen en hellen komen uit de Zohar en de Hagigah.
  • Het gebruik van een weegschaal op de dag des oordeels ( soera 42:17 en 101:6-9) komt uit het Testament van Abraham.

Apocrief christelijke bronnen

  • Als de Koran meerdere malen christelijke onderwerpen aanhaalt, komen die meestal uit “ketterse” gnostische en apocriefe evangelies, niet uit het Roomse canon.
  • Soera 3:49 en 100:110 vertellen ons het verhaal van de baby Jezus die vanuit zijn kribbe spreekt.
  • Het mirakel op de bruiloft in Canaan wordt letterlijk overgenomen.
  • Soera 3:49 vertelt het verhaal van Jezus die leven blaast in kleiduiven. Dit verhaal komt uit het evangelie van Thomas over de jeugd van Christus, een apocriefe fabel van de 2de eeuw MTR.
  • De beschrijvingen van de hel komen zeer sterk overeen met de beschrijvingen uit de Homilies van Ephraim, een Nestoriaanse priester uit de 6de eeuw MTR.

Sabiër en Oosterse bronnen

  • De aanbidding van de Kaba’a is een Sabiër overlevering.
  • De Sabiërs ( inwoners van Saba) baden ook vijf keer per dag, lang voor de Moslims.
  • Gedurende een volledige maand werd een deel van de dag gevast.
  • Het verhaal van een luchtreis door de zeven hemelen is een oosters verhaal.
  • De houris in het paradijs is Hindoe van oorsprong.
  • Azazil en andere geesten hebben een oosterse oorsprong.
  • Het Paradijs met de wijn, de vrouwen en liederen is Perzisch van oorsprong.
  • Het verhaal van de pauw is Hindoe.
  • En de koning van de dood, evenals het begrip van de dag des oordeels komt uit de Zoroasterleer.

 

9) Herhalingen

Reinach in Orpheus: A History of Religion merkt ontzettend veel verklaringen op die meerdere malen worden herhaald. Waarom, zo vraagt hij zich af moet Allah bij herhaling dezelfde verklaring afleggen. Erger is echter dat sommige van deze verklaringen verschillen in context en bewoording. Dit duidt erop dat de Koran het werk is van meerdere handen. In soera 15:28-38 en in soera 38:71-81 wordt tweemaal het verhaal van de schepping van Adam in ongeveer gelijke bewoordingen verteld, en hetzelfde gebeurt nog eens ( zie soera 2:34, soera 7:11-15 en soera 17:61). Waarom moet Allah hetzelfde verhaal een aantal keren overdoen ? Bovendien zijn er tussen al deze versies één of meerdere kleine detail verschillen.

 

10) Vreemde woorden

Zoals gemeld staan er ontzettend veel woorden in de Koran die uit andere talen zijn ontleend. Dit betekent dat het Arabisch als goddelijke taal vrij twijfelachtig is. Waarom zou Allah andere dan Arabische woorden gebruiken ? Tenzij, zoals gemeld, de verhalen zelf zijn ontleend aan andere volkeren, godsdiensten en talen.

Uit het Egyptisch komt het woord farao dat 84 maal wordt gebruikt.

Adam en Eva wordt 24 keer gebruikt en zijn Accadische namen. Adam betekent, ook vandaag nog in het Hebreeuws “mens”. In het Arabisch had dit “basharan” of “insan” ( = mensdom of mensheid) moeten zijn. In dezelfde lijn had het begrip Eden ( tuin in het Accadisch) in het Arabisch “janna” moeten zijn.

De naam Abraham ( soms gearabiseerd tot Ibrahim) komt uit het Syrisch en had in correct Arabisch “Abu Raheem” moeten zijn.

Uit het Perzisch komen de namen Haroet en Maroet en zijn engelen volgens Yusuf Ali, maar historische bronnen verwijzen naar afgoden die in Armenië werden aanbeden. Hun oorsprong zou echter geïnspireerd zijn door de Hindoe god van de wind. Verder het woord Sirat ( het pad) heeft als Arabische vertaling “altareek”. Hoer is eveneens een Perzisch woord en betekent leerling en heeft als Arabische vertaling “tilmeeth”. Verder nog jinn in het Arabisch “ruh” en firdaus ( de hoogste of zevende hemel) in het Arabisch “jannah”.

Uit het Syrisch. Het woord Qur’an is duidelijk afkomstig van het Syriac ( dit is de oude taal van het Syrisch gebied). Qiryan betekent alle bijbelse teksten en lessen die werden voorgelezen in de christelijke kerken. Verder zijn de woorden taboet, taghoet, zakat en malakoet Syrisch en worden veelvuldig in de Koran gebruikt.

Het woord soera is van onbekende origine en de etymologie is vrij obscuur.

Uit het Hebreeuws komen de woorden heber, sakina, maoen, taura, jehannim en toefan.

Het Griekse woord injil, de vervorming van evangelion dat evangelie of goed nieuws betekent, heeft een Arabische vertaling, namelijk “bisharah”, maar dit werd niet gebruikt. Ook Iblis is niet Arabisch maar is een vervorming van het Griekse Diabolos.

Uit het christen Aramees komt het woord Qijama wat opstanding of verrijzenis betekent.

En uit het christen Ethiopisch komt het woord Malak ( zie soera 2:33) wat engel betekent.

 

11) Taalfouten

Het meest vreemde fenomeen in de Koran zijn grammaticale fouten. We moeten helaas een soort transcriptie doen in het Nederlands om onze lezers ongeveer duidelijk te maken waarover wij het hebben. Kenners van klassiek Arabisch kunnen dit zelf heel precies bekijken.

Soera 2:177 Sabirien moet eigenlijk Sabiroen zijn als mannelijke meervoudsvorm.

Soera 7:160 de zin “wij verdelen hen in twaalf stammen” moet in mannelijke meervoudsvorm staan en niet vrouwelijke vorm, zoals het er nu staat.

Soera 4:162 de zin “zij die regelmatig gebeden uitvoeren” staat opnieuw in een vrouwelijke meervoudsvorm, maar vreemd genoeg zijn de daaropvolgende twee zinnen “ zij die regelmatig aan liefdadigheid doen” en “zij die geloven in Allah…” wel in de juiste vorm geschreven.

In soera 5:69 moet de titel al Sabi-oen geschreven worden als al Sabi-ien.

In soera 63:10 staat de zin “ik zal zijn…” en wordt genoteerd als akoen en moet als toekomstige tijd in de eerste persoon geschreven worden als akoenoe.

Een paar mindere fouten ( in soera’s 2:192, 13:28, 20:66 en 55) willen we verder nog vermelden voor de specialisten.

 

12) Algemeen

Algemeen kan men stellen dat de Koran een vrij armzalige verteltrant heeft. De subtiliteiten, uitwijkingen en de zogenaamde lessen blijven volledig onverklaard. Zodanig zelfs dat meerdere aspecten van de betekenis van sommige verhalen verloren zijn gegaan binnen een of twee generaties. Over god, bestemming en plichten is het werk vrij duidelijk, maar over morele zaken en houdingen echter is het volledig obscuur en lijken meer als een reeks halve samenvattingen van gebeurtenissen die echter niet onderling zijn geconnecteerd.

Even opsommen: onvolledige zinnen, onbegrijpelijk zonder extra commentaren ( van de clerus), vreemde woorden, ongebruikelijke Arabische woorden, foute adjectieven en werkwoorden, grammaticale fouten. Méér dan honderd in totaal. Op zijn minst heel vreemd.

 

Bijlage 1

Het Sana’a manuscript

In 1972 werden in een moskee in Sana’a, hoofdstad van Jemen, meerdere manuscripten en delen van manuscripten ( ongeveer een duizendtal) gevonden, die na onderzoek de oudste Koran teksten bleken te zijn die we tot op heden kennen. Koolstoftest toont aan dat het perkament dateert van rond 660 MTR. Bij nadere controle waren deze perkamenten reeds eerder beschreven ( palimpsests dus = aangezien perkament zeer duur was werden deze dikwijls afgewassen en opnieuw gebruikt). Met ultraviolet licht en andere chemische technieken slaagt men er meestal in grote delen leesbaar te maken.

De toenmalige voorzitter van het Yemeni Antiquities Authority, Quad’hi Isma’il al-Alwa ging in 1979 bij een Duitse onderzoeker te rade om de teksten te ontleden en de documenten te behandelen voor verdere bewaring. Vervelend echter werd het toen bleek dat er meerdere verschillen waren met de inmiddels officiële codex.

Gerd R. Puin, specialist Arabisch aan de Saarland Universiteit in Saarbrücken, werd door de Duitse overheid, financier van het onderzoeksproject, uitgezonden voor verder onderzoek. Hij ontdekte heel snel het belang van deze documenten en stelde ook een aantal opmerkelijke zaken vast. Met name onconventionele ordening van de verzen, tekstverschillen, eigenaardige schrijfstijl en artistieke verfraaiïngen. Bovendien bleken de teksten ook nog in een zeldzaam en vroeg Hijazi Arabisch schrift te zijn. Verder bleken de documenten duidelijk op een evolutieve tekst te duiden en niet op een “afgewerkt” document zoals dat in de 7de eeuw MTR werd voorgesteld.

Puin en zijn collega von Bothmer hebben ongeveer 35 000 microfilms naar Duitsland gebracht en zijn nog steeds aan het werk om alles te conserveren, klasseren en ontleden. We mogen dus eerlang een uitgebreid studiewerk ter zake verwachten.

 

Bijlage 2

De Ahadith

Ahadith zijn tradities gebaseerd op de Sunnah ( woorden en daden van Mohammed). Ze zouden mondeling zijn doorgegeven sedert het bestaan van Mohammed en zijn gezellen door getrouwe moslims gedurende enkele generaties. Ze werden vastgelegd in de geschriften van Islam geleerden tussen 844 en 874 MTR, méér dan 200 jaar dus na de dood van Mohammed. Dit proces van doorgeven wordt de isnad genoemd. Dit isnad proces is uiteraard zeer verdacht en wetenschappelijk een probleem. Het probleem van bij het begin was namelijk dat er een ware inflatie was van teksten, notities en orale verklaringen over uitspraken en gezegden van en over Mohammed. Er zijn meerdere collecties gemaakt. De meest representatieve voor de soennieten waarnaar ook wij zullen refereren is deze van al-Bukhari. Hij zou origineel 600 000 tradities hebben onderzocht, die werden toegeschreven aan de profeet. Hij verwierp er 593 000 van en hield er dus 7 000 over, waaronder ongeveer 3 000 varianten van dezelfde overlevering.

Er waren dus ook ahadith verzamelingen afkomstig uit de sjiïtische stroming. De bekendste wellicht de Kitab al-Kafi

Los van elke polemische benadering kunnen we met zekerheid stellen dat deze aantallen alleen al ons doen besluiten dat deze documenten op zijn minst onbetrouwbaar zijn. Bovendien kunnen veel van deze aan Mohammed toegeschreven tradities worden teruggevoerd naar de werken van de befaamde vroeg Arabische verhalenvertellers, de qussas. De anecdotes over Mohammed zijn steeds triviaal, want verzameld en bijeen gebracht binnen het kader van intersectaire rivaliteit en scholastisch gekibbel. Voor onderzoekers zijn ze eerder een aanduiding van de tendensen en sekten die op dat ogenblik ( de volwassen wording van de Islam)  tevoorschijn kwamen in de moslim gemeenschap. Noteer hier terloops dat van de eerste vier kaliefen, allen direct en indirect familie van Mohammed volgens de traditie, er drie werden vermoord in een zeer korte opeenvolgende periode. Verwijst dat naar onderlinge spanningen en gevechten ?

De Moslim wereld zelf is vrij sceptisch over de ahadith en betwijfelt een redelijk aantal van de tradities als onbetrouwbaar of verzonnen, en ze zijn vooral soms in tegenspraak met de Koran zelf. De rol en het gebruik van de ahadith in de Moslim wereld is dan ook sterk afhankelijk van de strekking waartoe men behoort.

 

Een paar opmerkelijke verhalen willen we u, tot slot niet onthouden. Hierbij verwijzen we steeds naar het werk van al-Bukhari met aanduiding van het volume V en nummer N, waar de tekst kan gevonden worden.

  • V4 N516. Satan woont in het bovenste gedeelte van uw neus.
  • V4 N543 Adam was 90 voet ( ongeveer 27 meter) en sprak Arabisch.
  • V7 N634 Het kwade oog bestaat.
  • V6 N7    Onder andere: als de man klaar kwam voor de vrouw zal het kind op de vader lijken, en andersom zal het op de moeder lijken.
  • V1 N14  Mohammed stelde dat niemand echt gelovig was tot hij Mohammed verkoos boven zijn eigen vader, kinders en de mensheid.
  • V1 N28 Vrouwen zijn de meerderheid in de hel.
  • V1 N35 Martelaren gaan rechtstreeks naar de hemel.
  • V2 N167 Zonsverduisteringen zijn tekenen van Allah om de gelovigen schrik aan te jagen.
  • V2 N173 Het is belangrijk op de juiste manier te bidden.
  • V2 N485 Kamelen en schapen zullen verrijzen en dezen, die hun zakat ( liefdadigheidstaks) vertrappelen.
  • V3 N508 Overspelige vrouw moet worden gestenigd.
  • V3 N517 Sprekende kamelen en wolven.
  • V4 N260 Afvalligen moeten worden gedood.
  • V4 N421 De zon verdwijnt onder de troon als ze onder gaat ‘s avonds.

En zo zijn er nog veel.

 

Om te besluiten

Er was een Koran vóór de Islam periode en er kwam een definitieve vorm lang na de officiële levensbeschrijving van Mohammed. Waarom er zoveel obscure elementen zijn in de tekst van de Koran is voorlopig zonder verklaring noch in de huidige als de vroege Moslim commentaren. Michael Cook heeft hiervoor twee verklaringen. De eerste is dat het materiaal dat de Koran vormt slechts meerdere decennia na de dood van Mohammed beschikbaar werd in geschreven vorm en dat de originele bedoeling of herinnering inmiddels was verloren gegaan. De tweede verklaring is dat veel van wat  inmiddels in de Koran was opgenomen reeds behoorlijk verouderd was in de tijd van Mohammed en dus moest aangepast worden.

Het vernietigen van alle toen bekende versies bij het samenstellen van de standaard Koran onder kalief Uthman laat ons echter niet meer toe uitvoerig vergelijkend tekstonderzoek te doen. Voeg daar aan toe, zoals hoger gemeld dat de Saoedi lokale opgravingen weigeren. En vermelden we ook de dreigingssfeer die rond dergelijk onderzoek hangt. Dan kunnen we stellen dat we amper begonnen zijn met het echte onderzoek.

De eerste gedocumenteerde Arabische dynastie waren de Umajaden, die zich niet in Mekkah, maar in Damascus vestigden.

 

Trefwoorden: 

Reeks: 

Het grote Ratsjetoe

Andere artikels in deze reeks