Het grote Ratsjetoe (deel 2: Mohammed)

Mohammed

Er bestaan twee versies over het leven van Mohammed.

De eerste is de officiële versie en is gebaseerd op de biografie van Ibn Ishaq rond 750, geschreven meer dan 100 jaar na de dood van de profeet. Van dit boek bestaat geen enkele originele kopie.

 

1. De officiële versie

Over het origineel hebben we alleen maar een recensie van Ibn Hisham. Van deze laatste weten we dat hij stierf in 834. Onze oudste historische bron dateert dus van tweehonderd jaar na de dood van Mohammed.

In het kort de inhoud van deze bron:

  • 570 geboren in Mekkah.
  • 576 moeder sterft en hij wordt een wees zonder middelen. Gaat in dienst bij een rijke weduwe 15 jaren ouder dan hijzelf.
  • 595 huwt Kadijah, de weduwe.
  • 610 eerste visioenen op leeftijd 40.
  • 619 zijn oom, die hem altijd heeft beschermd, sterft.
  • 622 wijkt uit naar Medinah (de zogenaamde Hijra, officiële aanvangsdatum van de Islam kalender).
  • Medinah wordt op dat ogenblik Yatrub genoemd en is een stad met een grote joodse bevolking.
  • 623 voert rooftochten uit op caravans uit Mekkah.
  • 624 de slag van Badr ( overwinning).
  • 624 verwijdert de Quanaqa joden uit Medinah.
  • 624 beveelt de moord op Abu Afak.
  • 624 beveelt de moord op Asma bint Marwan.
  • 624 beveelt de moord op Ka’b al-Ashraf.
  • 625 slag bij Uhud ( nederlaag).
  • 625 verwijdert de Nadir joden.
  • 627 slag van de “Trench” (= geul of loopgraaf) (overwinning).
  • 627 slachting van de Qurayza joden.
  • 628 ondertekening van het Verdrag van Hudaibya met Mekkah.
  • 628 vernietiging van de Khaybar joden.
  • 629 beveelt de eerste raid op christelijk gebied bij Muta (nederlaag).
  • 630 verovert Mekkah bij verrassing samen met enkele andere stammen.
  • 631 leidt de tweede raid op christelijk gebied bij Tabruk (onbeslist).
  • 632 sterft.

In het volgende artikel over de Koran (deel drie) zullen we de ontwikkeling ervan duidelijk kunnen herkennen in zijn eigen levensgeschiedenis: de diplomatieke fase, de gewelddadige fase, de vrouwenhaat en de mildere fase.

2. De kritische versie

Islam schijnt, net zoals alle andere godsdiensten honderden jaren in ontwikkeling te zijn geweest tot er een definitieve standaard versie werd vastgelegd en dat werd dan het onverbreekbare woord van Allah dat via de engel Gabriël (Jibril) aan Mohammed werd doorgegeven (dit zullen we in deel 3 verder uitwerken).

Maar wat weten we echt over Mohammed ? Lokale bronnen uit de periode van zijn leven zijn er niet. De Koran zelf zegt niets over het leven van Mohammed.

We moeten ons dus beroepen op informatie van bronnen uit omgevende culturen. Verder hebben we alleen de tekstuele analyse van de latere moslim geschriften en ook opgravingen om allerlei zaken te laten bevestigen of in vraag te stellen. Dit laatste is echter zeer problematisch aangezien de Saoedische autoriteiten geen archeologisch onderzoek toelaten rond wat zij de heilige plaatsen noemen. Er is zelfs een geval bekend waar opgravingen werden toegedekt met een laag beton om onderzoek te verhinderen. Er zijn de laatste decennia enkele kritische geluiden ontstaan, en dit zowel door westerse Arabisten als door moslim academici

A.  Mekkah, Medinah of helemaal ergens anders ?

De meest ophefmakende versie kwam van Dr. Patricia Crone van de London School of Oriental and African Studies, lector Islamitische studies in Oxford en Cambridge en momenteel professor geschiedenis aan de Princeton University. In haar boek Meccan Trade and the Rise of Islam stelde ze dat de Islam niet in Mekkah is ontstaan. Mekkah, zegt zij, is gelegen in de Hijaz regio (het dorre middendeel) van Saoedi-Arabië. Algemeen wordt onderwezen in de officiële moslim geschriften dat het een rijk centrum was vol handelaars en karavanen van Jemen in het zuiden naar Syrië en Byzantium in het noorden. Maar de ligging van Mekkah is ongeveer 200 km verwijderd van deze handelsroutes. Bovendien vinden we in de geschriften van klanten, die uitvoerig berichtten over hun handel in aromaten met de bewoners van Zuid-Arabië, geen enkele verwijzing naar de Quraysh (de stam van Mohammed) en evenmin naar Mekkah als handelscentrum. Ook niet in Griekse, Latijnse, Syrische, Aramese, Koptische of andere geschriften van buiten Arabië.

Het uitvoerig onderzoek van alle beschikbare bronnen brengt Dr. Crone ertoe te stellen dat de carrière van Mohammed niet in Mekkah, Medinah of Zuidwest-Arabië heeft plaats gevonden, maar in Noordwest-Arabië (ten oosten van het huidige Jordanië en Syrië). Deze stelling wordt bijgetreden door de islamitische historicus Mohammed Ibn al-Rawandi. Hij merkt op dat het 150 tot 200 jaar duurde na de Arabische verovering (de jaren 620 MTR) tot plaatsen die totaal onbekend en onopgemerkt waren, plots werden geassocieerd met de profeet. Het vermeende huis van Mohammed bijvoorbeeld was een heel gewoon huis in Mekkah tot al-Khayzuran, de moeder van de eerste kalief van Bagdad (merk op: Bagdad) Harun al-Rashid, het tot gebedshuis liet maken ongeveer 150 jaar na de dood van Mohammed. Volgens een groeiend aantal islamitische historici is de stelling dat de Islam ruiters van Arabische stammen op verovering stuurde naar Syrië, Mesopotamië, Perzië, Afghanistan, Egypte, Lybië en Spanje in minder dan 80 jaar (van 636 tot 712 MTR) een fabel en zet dit eigenlijk de geschiedenis op zijn kop. Historicus Gordon Newby stelt het zo: De mythe dat een originele orthodoxie, waarbij later andersdenkenden worden verwijderd als ketters, is bijna altijd het verhaal van een politiek dominante groep met als doel het halen van de overhand met beroep op een goddelijke sanctie.

Het is perfect mogelijk dat er een historische man is geweest, genaamd Ubu’l Kassim, die men later de titel Mohammed (hij die geprezen wordt) gaf, die volgelingen ronselde tijdens deze golven van Arabische verovering, en er mogelijk zelf heeft aan deel genomen. De naam van de godheid die hij volgde was Allah (de maangod, reeds lang voordien aanbeden in deze regio’s). Al-Rawandi voegt daar het volgende aan toe: eens de Arabieren een imperium hadden veroverd, hadden zij een coherente ideologie nodig om dit enorme imperium, waarin zij, de Arabieren, een minderheid waren geworden, samen te houden en hun eigen rol en positie te legitimeren. Pas dan werd Ubu’l Kassim of Mohammed hun profeet en werden joodse en apocrief christelijke geschriften (precies omdat ze afweken van de officieel christelijke leerstellingen), die volop aanwezig waren in dat gebied, opgefrist, overgenomen en deels aangepast voor eigen gebruik. Om deze nieuwe religie te arabiseren werden personen en handelingen verplaatst naar Mekkah, Medinah en naar de Hijaz regio.

De Sirat (verhaal van het leven van Mohammed) gesitueerd in Mekkah en Medinah, aldus Al-Rawandi is een mythe, een fictie zonder grond. Hierin wordt hij bijgetreden door John Warnsbrough, Kenneth Cragg, Patricia Croone, Michael Cook, John Burton, Andrew Rippin, Julian Baldick, Gerald Hawting en Suliman Banshear (zie hun bibliografie in artikel 4).

Een aantal ondersteunende elementen voor deze visie zetten we even op een rij:

  • Een Egyptisch Koptische bisschop uit de tiende eeuw vermeldt dat de qibla (richting van het gebed) in de eerste moskee in Koefa ( huidige Irak) westelijk gericht was (naar Al Quds of Jeruzalem) in plaats van naar Mekkah in het zuidoosten. Een onlangs opgegraven oudere moskee die zich onder de huidige moskee van Wasit bevond, was eveneens niet naar Mekkah gericht.
  • De uitgebreide materiële macht nodig voor de zeer snelle uitbreiding van enorme gebieden op een zo korte tijd ontbrak duidelijk bij de Arabische stammen. Alleen een voedingsbodem van deze stammen op een rijkere regio als Syrië, Palestina en Mesopotamië kan een redelijke verklaring geven. Mekkah was op dat ogenblik op verre na niet een militair, politiek en cultureel centrum dat zoiets kon realiseren. Bashear gaat van de redenering uit dat er een geleidelijke invloed kwam van de Arabieren die parallel liep met een kristalisering van de islam als godsdienst, en dit over een periode van ongeveer twee eeuwen.
  • Islam bronnen refereren dikwijls naar de Romeinse geograaf Ptolemeus als bron voor het belang van Mekkah. Maar het Macoraba dat hij citeerde, heeft een verschillende taalkundige basis; wellicht bedoelde hij het Moka van Arabia Petraea, veel meer noordelijk.
  • Crone gaat verder met haar betoog dat bronnen uit de tijd van de opkomst van de Arabische godsdient (we hebben het over de 7de en 8ste eeuw en we spreken nog niet over islam) zelfs onduidelijk waren over waar Mekkah eigenlijk lag. De Continuato Byzantia Arabica plaatst het zelfs tussen Ur en Harran, niet in de Hijaz dus maar aan de rand van Mesopotamië. Dit zou ook een verklaring kunnen zijn van de Abrahamistische invloed op de ontluikende islam. Ze citeert verder Jacob van Odessa die zegt dat de Ka’aba, die de Arabieren toen aanbaden, niet die van Mekkah was maar van een plaats in de buurt van het geciteerde Moka of zelfs gerelateerd aan de Ka’aba die Epiphanus in de 4de eeuw voor MTR situeerde in de buurt van Petra, in het gebied van Nabatea bij de Dode Zee.
  • In en rond Mekkah (breed omschreven de Hijaz dus) werden geen opmerkelijke opgravingen gedaan van heidense plaatsen voorafgaand aan de islam zoals die in de Koran worden omschreven. Daarentegen werden bij archeologische opgravingen in de Syrië-Palestina regio wèl dergelijke heidense centra gevonden, onder andere bij Sde Boker in de Negev. En deze site en nog een dertigtal andere zouden bestaan hebben tot onder de Amajaden Kalief Hisham (724-743 MTR).
  • Het ontstaan en de ontwikkeling van de Arabische taal toont eveneens een aantal aanduidingen dat de Koran niet op het Arabisch schiereiland is ontstaan. De klassieke Arabische taal (de taal van de Koran) nam een Aramees schrift aan met 22 letters terwijl dit zeer onhandig is bij het uitschrijven van de Arabische taal, hoewel er een Zuid-Arabisch schrift bestond met de meer aangepaste 28 of 29 letters. De reden is dat het Aramees schrift bestond in de regio waar de proto-Koran ontstond. En die regio was de Al-Shams (Arabische terminologie van de Syrisch-Palestijnse regio). Daar werden trouwens ook sporen gevonden van de voorloper van dat schrift, een proto-Kufic schrift, op meerdere vindplaatsen gedateerd in de 6de eeuw MTR, zelfs op enkele lateien van vroege kerken. Tot de regeerperiode van Mu’awiyah in 660 MTR werd trouwens nergens in de Hijaz een spoor van klassiek Arabisch gevonden.

Historisch hebben we voorbeelden van het Noord-Arabisch schrift, dat is afgeleid van het Nabatees-Aramees schrift, die dateren van de 4de eeuw MTR. Aangezien het Aramees schrift te weinig medeklinkers had om de Arabische klanken weer te geven, werden punten op de letters geplaatst. Dit betekent dat enkele Arabische lettertekens zich enkel door de plaatsing van één of meerdere punten onderscheiden van een ander Arabisch letterteken. Bovendien leidt het gebruik van korte klinker diakrieten er toe dat men het woord eigenlijk reeds moet kennen om het te kunnen lezen. Het verhaal rond de controverse van de 72 maagden (huri) die een verdienstelijke moslim krijgt in het paradijs, kennen we ondertussen.  Het zou namelijk nèt zo goed 72 witte druiven (hur) kunnen betekenen, een delicatesse bij de Midden-Oosten culturen van die tijd.

  • In deel drie, waar we tekstueel de Koran zullen onderzoeken, zullen we eveneens uitvoerig ingaan op de grote kennis, die de samensteller(s) hadden van joodse en christelijk apocriefe geschriften. Er blijkt eveneens uit overgenomen verhalen van andere oudere culturen en uit een zeer duidelijke connectie met het Zoroastrisme dat de situering van de Koran méér dan waarschijnlijk in Noordwest Arabië moet gezocht worden.

Uit gevonden muntstukken en hun afbeeldingen blijkt verder dat de islam en haar coherent canon eigenlijk behoorlijk later is ontstaan dan de officiële bronnen ons vertellen. Mochiri meldt dat een muntstuk van Sassaniden stijl (een Arabisch muntstuk geslagen in de Iran regio in de oude Sassaniden vorm) werd gevonden uit de periode van kalief Yazid (680 tot 683 MTR). Dit muntstuk had geen enkel duidelijk Islam element, zelfs niet de bismallah formule die zo typisch is voor Sassanide munten van een eeuw later. Noteer tussenin dat Mu’awiya, zoon van deze Yazid, later de Arabieren zou verenigen tot èèn natie.

Goldziher vestigde er als eerste de aandacht op dat de arabisering (Arabische versie van de Koran) begon onder de dynastie van de Abasiden rond 750 MTR met het invoeren van plaatsnamen uit de Hijaz. En hij wees erop dat het eerste moslimimperium niet ontstond toen een groter wordend aantal stammen de oostelijke provincies van het Byzantijnse rijk overspoelden, zoals algemeen wordt voorgehouden. Arabieren waren reeds van voor het ontstaan van de islam aanwezig in deze provincies. Het is pas als de Byzantijnen en de Perzen in een hand over hand bezetting beide zo verzwakt waren dat Syrië en Palestina de Arabieren als bevrijders binnenhaalden. Egypte, even later in 641 MTR, was achtergelaten door de Byzantijnen als een totaal ongeorganiseerde en ontredderde provincie.

B. Op zoek naar een profeet en de islam

Dit laat ons achter met het beeld van een langzame ontwikkeling van een vaag Arabisch monotheïsme, dat begon op een niet te bepalen datum, naar het Mohammed stadium en naar de definitieve kristallisatie van de islam. Dit kunnen zien we met name zeer goed in de gevonden muntstukken en opschriften.

De heidense godsdiensten ( de niet-islamitische dus) bleven echter heel lang overeind. Ze werden slechts vanaf de 8ste eeuw MTR onderdrukt. Maar reeds vele eeuwen voor de islam waren monotheïsten aanwezig onder de Arabieren. De christelijke historicus Sozomenus omschreef de “Saracenen” als Abrahamisten, die hun zonen besneden, geen varkensvlees aten en meerdere joodse riten en gebruiken aannamen. Meerdere Arabieren waren bekeerd tot het christendom, het jodendom of tot judeo-christelijke groepen. De hogere sociale en politieke klassen onder deze Arabieren hebben waarschijnlijk hieruit een niet heel nauwkeurig omschreven eigen monotheïsme ontwikkeld met Arabische elementen.

Dit monotheïsme ontwikkelde stapsgewijs in een geloofssysteem gebouwd rond een Uitverkorene/profeet die getransformeerd wordt tot hoofdfiguur en nog later als stichter van dat Arabisch monotheïsme. Met kalief Abd al-Malik (685-705 MTR) ontstaat wat historici (zie vooral Nevo en Koren) het Mohammedisme noemen. De nood aan een profeet liet Mohammed als religieus figuur ontstaan. Dit Mohammedisme is een tussenstap in de ontwikkeling van de huidige Arabische religie. De godsdiensten, die de Arabieren kenden van veel vroeger en deze die ze ontmoetten in hun veroverde gebieden, werden bijgeschaafd en ingekapseld. Een van deze overgenomen elementen was de messias idee van een uitverkorene, een gezalfde, hij die geprezen wordt (letterlijke vertaling van de naam Mohammed). Een parallel dus met de joodse en de christelijke profeten. Het Abrahamisme, waarmee ze vertrouwd waren, gaf hen de nodige basis. Het overgenomen verhaal van de verstoten Ismael en niet van de uitverkoren Isaak, bezorgde hen een Arabische basis om een niveau van geloofwaardigheid te creëeren. Abd al-Malik of de oelema errond introduceerden daarop de profetenrol van Mohammed, wat hen op hetzelfde religieus niveau bracht van de joden en de christenen.

Vanwaar die Mohammed ? Het is zeer goed mogelijk dat Mohammed een echt levende persoon is geweest. Bronnen uit die periode (Syriac literaire bronnen) vermelden, volgens Nevo en Koren, een Arabische koning of krijgsheer met de naam Mohammed ten tijde van de Arabische verovering van Al-Shams. Deze bronnen vermelden overeenstemmende data van zijn regeerperiode, maar daarin wordt hij niet vermeld als een “profeet”. Brock, die dezelfde bronnen heeft onderzocht, voegt hieraan toe dat er evenmin wordt vermeld dat er reeds een Arabische religie islam bestond. De schrijvers van deze bronnen zagen de invasie trouwens niet als een moslim (religieus dus), maar eenvoudigweg als een Arabische overname. Brock vermeldt verder dat deze auteurs, evenals de Armeense schrijver Sebeos zich niet bewust waren geweest van een echte invasie volgens het klassieke Arabische raid scenario, maar dat de overname was gebeurd door een langzame infiltratie. De grote heldenverhalen van de Moslim muhajeddin lijken dus eerder mooie fictieve verhalen. Tot aan kalief Mu’awiyah I (661-680 MTR) wordt evenmin gewag gemaakt van enige moslim traditie. Zelfs na deze kalief wordt nog steeds niet gesuggereerd dat er reeds een onderscheiden moslim godsdienst aanwezig was.

C. Mohammed zoals de Koran hem beschrijft, of toch niet?

Een nog radicaler visie is dat de Mohammed van de Koran niet echt bestaan heeft. Hij was volgens deze stelling hoogstens een composiet van een Arabische krijgsheer ( die men een paar keer citeert) en een verwarde prediker, genaamd Mohammed bin al-Hanafiyyah volgens Bashear in Muqaddimah fi al-Tar’ikh al-akhar en geciteerd door Nevo en Koren in hun boek Crossroads to Islam. Deze Mohammed behoorde tot een minderheidsfactie die in de vroeg Arabische periode van burgeroorlogen verloren ging. Hoe weten we niet. Hij werd volgens Bashear de template, de basis waarop de figuur van Mohammed de profeet werd gebouwd. Diezelfde Nevo en Koren stellen zelfs dat in de Arabische literatuur de wortel hmd (waar de naam Mohammed van afgeleid is) in het begin werd gebruikt als titel voor de profetische figuur en niet als zijn eigennaam. Dit laatste gebeurde pas later in het begin van de 8ste eeuw MTR (zie de introductie van de profeet door Abd al-Malik).

De naam Mohammed komt slechts vier keer voor in de Koran en in elk ervan wordt geen enkele persoonlijke informatie gegeven terwijl in de Koran de verwantschap van enkele andere profeten wèl wordt toegelicht. Dit duidt erop dat de referentie naar Mohammed in de compositie van de Koran verscheen nog voor er een biografie was van Mohammed en dat zijn biografie later via de Hadith werd opgebouwd.

Van vele soera’s wordt door meerdere academici de authenticiteit betwijfelt. Door Antoine-Isaac Silvestre de Sacy, door Weil en door Sprenger. Hirschfeld echter twijfelt aan alle soeras waarin de naam Mohammed wordt genoemd. Hij vond het verdacht dat deze naam, die de geprezene betekent, wordt gedragen door de profeet. Deze naam kon onmogelijk in praktisch gebruik zijn gekomen voor de afronding van de Koran zelf, volgens hem.

Johannes van Damascus (geciteerd door R. Hoyland in Seeing Islam as Others saw it) schrijft daarover: Tot de tijd van Heraclius waren zij (de Arabieren) afgoden vereerders totdat een valse profeet onder hen verscheen, genaamd Mohammed, die in aanraking was gekomen met het Oude en het Nieuwe Testament en die na gesprekken met een Arische monnik, zijn eigen ketterij samenstelde...

Vanaf kalief al-Walid (705-715 MTR) zoon van Abd al-Malik werd Islam een separate entiteit en de godsdienst van de Arabieren. Hijzelf voerde een veel radicalere politieke koers en had een veel vijandigere houding tegenover de andere godsdiensten. Vanaf dat ogenblik wordt de benaming Moslim (letterlijk onderwerping) ook in die betekenis gebruikt.

Professor Muhammad Sven Kalisch zegt er de laatste tijd zeer ernstig aan te twijfelen of er een levende Mohammed is geweest zoals beschreven door de oelema. Ook Ohlig en Popp hebben een paar speculatieve bedenkingen gemaakt rond de vroeg-Islam op basis van hun onderzoek naar beschikbaar materiaal ( muntstukken, opschriften en inscripties) waarbij ze een visie naar voren brachten ( a contrario) van wat het niet kon zijn. Verder vermelden we nog Nevo en Koren, die in hun onderzoek geen enkele opgraving, geen enkele inscriptie, geen enkel stukje papyrus en geen enkel muntstuk hebben gevonden die de naam Mohammed vermelden voor de jaren 680 MTR. Die vindt men wèl terug vanaf de eerste decennia van de 7de eeuw.

Recenter ontstond een hele school van critici en tekstonderzoekers, die met name aan het ontstaan op het Arabische schiereiland twijfelden en dus tegelijk de vraag naar de échte Mohammed stelden. De historische feiten en bewijzen tegenover de mythe. Deze critici zijn tot op vandaag weinig bekend om vele redenen, niet in het minst omdat deze kritische benadering van het leven van Mohammed en het ontstaan van de Islam en van de Koran bloot staat aan vele en vooral lasterlijke kritieken.

In het kort baseren deze academici hun kritiek op volgende elementen:

  • De Byzantijnen en de Perzen, twee omringende grootmachten in die periode, schreven uitvoerig over het noorden en het zuiden, maar het midden gedeelte van het Arabisch schiereiland was terra incognita. En dat is precies waar volgens de Islamitische traditie Mohammed wordt geplaatst.
  • Geen enkele bron vermeldt Mekkah vóór de Arabische veroveringen. We hebben dus geen enkele context voor de profeet en zijn openbaring.
  • De redelijke verdenking is dat Mekkah werd gekozen omdat het maagdelijk terrein was en geen christelijke of joodse gemeenschappen had en dat men dus gemakkelijk de Islam als een originele godsdienst kon voorstellen.
  • De plaats is dus doctrinair bepaald. Deze verdenking baseren ze op het feit dat de Koran de polytheïstische tegenstrevers beschrijft als landbouwers die graan, druiven en olijven en ook dadels verbouwden. De eerste drie culturen komen voor in het Middellandse Zee bekken. De dadels verwijzen naar diep zuidelijker gebieden, maar Mekkah is helemaal geen plaats waar men aan enige vorm van landbouw kan doen.
  • Bovendien zegt de Koran twee keer dat de tegenstrevers leefden in een plaats van een verdwenen natie, of in gewone mensentaal een stad vernietigd door god wegens hun zonden. Er zijn in noordwest Arabië geen dergelijke steden. De profeet verwijst er enkele keren naar als het volk van Lot, en voegt eraan toe: ge passeert ze ’s morgens en ’s avonds. Dit brengt ons in het gebied van de Dode Zee. De Islamisten vertelden ons dat ze er passeerden op hun jaarlijkse tocht naar Syrië. Maar om ze ’s morgens en ’s avonds te passeren, moet men noodgedwongen in de buurt wonen.

Mohammed, een profeet ?

Voor méér dan een miljard Moslims is Mohammed het toonbeeld van de profeet, die het woord van Allah naar de mensen bracht. Hij wordt inderdaad al-insan al-kamil genoemd ( de perfecte man). Of deze Mohammed nu ècht heeft bestaan (wat sommigen betwijfelen) of hij een composiet figuur is (zoals anderen aannemen), feit is dat, als we de officiële Islam versie erbij nemen, t.t.z. de Hadith en de Sirat, deze figuur ver weg lijkt van wat wij ons als model van een boodschapper van god voorstellen, als een man van morele integriteit en dienaar van god.

Sexuele uitspattingen

Een man die zichzelf als zuiver gedraagt tegenover zijn god ? Zijn leven is volgens zijn curriculum volledig gericht op het voldoen van zijn lusten en verlangens. Egocentrisme ten koste van allen die zich tegen hem hebben verzet.
Soera 4:3 beperkt een man tot vier vrouwen. Hijzelf had 9 en sommige bronnen spreken van 16 vrouwen middels een formeel huwelijk. Daarenboven had hij twee slavin-concubines en vier devote moslema “gaven” zichzelf aan de profeet. Zijn eerste vrouw was, zoals algemeen bekend, vijftien jaar ouder dan hijzelf en had zelf het huwelijk voorgesteld, wat uitzonderlijk was in de Arabische wereld van die tijd ( ook vandaag nog trouwens). Zijn zevende vrouw was eigenlijk de vrouw van zijn adoptie zoon, die onder druk van haar scheidde zodat Mohammed haar kon trouwen. Dit viel niet zo goed bij zijn eerste volgelingen, maar het probleem werd opgelost met een nieuwe openbaring van Allah zoals we kunnen lezen in soera 33:37. De twaalfde vrouw van Mohammed was een Koptisch christene, geschenk van een Egyptische lokale heerser. Zij weigerde haar geloof op te geven en moslema te worden. Ze bleef echter wel zijn slavin. Zijn derde vrouw roept echter de grootste reacties op. Aisha was zes jaar toen hij haar trouwde, maar melden zijn levensbeschrijvers, hij consumeerde dit huwelijk slechts toen ze negen was. Ze bleef zijn favoriete vrouw tot het einde van zijn leven.
Zijn biografen vermelden dat hij nogal prat ging op zijn sexuele capaciteiten. Hij hield van vrouwen en van parfum voor zichzelf.
Verder was hij voorstander van het huwelijk voor de rijkdom en de schoonheid van vrouwen. Zijn versie van het paradijs kennen we trouwens ook heel goed (zie Soewar 37:40-48, 44:51-52, 52:17-20, 55:56-58 en 70-77 en tenslotte 78:30-34). Daarbovenop vinden we in Soewar 52:24, 56:17 en 76-19 verwijzingen naar sodomie met jonge jongetjes. Zijn paradijs heeft natuurlijk ook de nodige hoeveelheid wijn, weelde en voedsel.
Klein detail: vlak voor zijn dood had hij een laatste openbaring waarin het zijn weduwen werd verboden te hertrouwen.

Weelde

Daarenboven had hij een zeer grote appetijt voor weelde. Behalve de rijkdom van zijn eerste vrouw, werd hij vanaf 623 MTR een piraat van caravanen. Meerdere raids werden uitvoerig beschreven. Dit gaf aanleiding tot een gespannen sfeer met de inwoners van Mekkah. De hirasj naar Medinah was trouwens een direct gevolg van deze toestand.
Eerste bekende daad was zijn huwelijk met de rijke weduwe Kadijah, reeds tweemaal daarvoor gehuwd, maar eigenares van een grote caravan en daardoor welgesteld en hoog in aanzien.

In een later stadium begon hij met een kleine groep krijgers caravans te overvallen. De bekendste van deze overvallen was tegen een Quraysh caravan die leidde tot de slag van Badr, waarbij Mohammed met 305 man de legermacht van Mekkah met 800 tot 900 man versloeg. Dit wordt door Moslim historici als een overrompelende overwinning geschilderd. Vele Bedouinen stammen werden door deze overwinning en nog enkele volgende raids aangetrokken tot de Mohammed clan, vooral wegens de verwachte buit. Hier wordt ook een ander aspect steeds duidelijker. Om der wille van de buit werd godsdienstige toestemming verordend in naam van de Islam. Leugen en bloedvergieten, wat bij de oude stammen als erezaak werd behandeld, werd langzaam onbestraft en kreeg een goddelijke goedkeuring. Dit alles omdat de profeet goederen en personen veroverd op ongelovigen liet verdelen onder de volgelingen. Buit en verrijking werden in deze fase het allerbelangrijkst en Mohammed paste regelmatig de regels en de goddelijke ingevingen aan. In hoofdstuk 8 Al-Anfal past Mohammed, middels een nieuwe openbaring, de verdeling van de zeer rijke buit van de slag van Badr aan in zijn eigen voordeel. In het derde hoofdstuk zullen we uitvoerig de soera’s uit deze periode en de latere met elkaar vergelijken tussen deze vrijbuitersperiode en de latere periode waar de macht reeds was veroverd.

Geweld

Het geweld dat door sommigen in naam van de Islam wordt verantwoord, heeft een bron. Het is gegroeid uit de patronen door Mohammed en het vroege Moslim leiderschap vastgelegd. Hier is de basis van dit geweld, moord en onderwerping als voorbeeld ontstaan.
Mohammed was een gewelddadig man. Zoals andere heidense warlords van die tijd, volstond het niet alleen om de vijand te verslaan en te onderwerpen. Na de verovering van één van de vele kleine joodse stadjes in het gebied liet Mohammed alle mannen (bronnen spreken van 700 tot 1000) onthoofden. De vrouwen en kinderen werden als slaaf verkocht en de stad volledig leeggeroofd. De Moslim traditie meldt ook dat, nadat de stad Mekkah was ingenomen, Mohammed de dichteres Asma bint Marwan liet ombrengen. Ze had hem belachelijk gemaakt en ervan beschuldigd materiaal in de Koran te hebben gebruikt die van haar vader, eveneens dichter, afkomstig was. Dit was persoonlijke vendetta en bescherming tegen de beschuldiging van plagiaat. Een andere dichter Abu Afak, die Mohammed had beschuldigd van de moord op een man genaamd al-Harith b. Suwayd b. Samit en die tevens zijn onthullingen had bekritiseerd, werd eveneens ter dood gebracht nadat hij hem eerst gratie had verleend. Persoonlijke afrekeningen werden meestal aangebracht als godslaster. In totaal tekende hij dertien doodsvonnissen. Een blinde man werd opgedragen zijn vrouw om te brengen omdat ze de profeet had beledigd. Het bevel werd door de blinde uitgevoerd. Deze verhalen beschreven door Ibn Ishak ( in zijn Siratu Rasulu l'Lah) werden achteraf niet betrouwbaar genoeg bevonden bij de samenstelling van de Koran om als Hadith te worden opgenomen. Twee zijdelingse opmerkingen: naar dichters werd toen geluisterd en vrouwen hadden invloed in de Arabische gemeenschappen van die tijd.
Deze feiten worden uitvoerig geciteerd in de tradities, zeg maar Hadith, Sunnat en de verschillende Sirat. Ibn Hisham, de vroege Moslim biograaf en opsteller van Ibn Ishaq’s Sirat noteert verder het verhaal van Ka’b ibnu’l Ashraf, een jood van de Bene Nadir stam, waarbij de jonge Ibn Maslama en een groep vrienden “ een grote dienst aan Allah” brachten, aangespoord door Mohammed, om deze man te vermoorden omdat hij zou hebben samengezworen tegen Mohammed. Ibn Ishaq spint dit verhaal verder uit en stelt dat Mohammed deze geschiedenis herhaaldelijk heeft gebruikt om Moslims op te roepen hard tegen joden op te treden. Feiten als deze vertonen duidelijk vroege sporen van het latere anti-semitisme van orthodoxe Moslims.

Een paar bijbedenkingen

Wedergeboorte of verrijzenis was een punt dat Mohammed (of wie dan ook de Koran geschreven heeft) van het Zoroastrisme heeft geleend, net zoals de christenen trouwens. Waarschijnlijk is de permanente herhaling van dit thema bij Mohammed de oorzaak geweest van de breuk met de polytheïsten uit de toenmalige Arabische wereld. In de geschriften lezen we dat men hem steeds maar bleef ondervragen over dit aanstaande fenomeen, maar dat ondanks al zijn voortdurende herhalingen, niet gebeurde. Is zijn vlucht naar Medinah de uitleg voor de spanningen tussen de nieuwe monotheïsten en de heersende polytheïsten, vertegenwoordigd door de burgerij van Mekkah ? De spanningen tussen beide groepen waren zeker hevig en eindigden in geweld, zoals de Moslim bronnen ons zelf vertellen. Oproepen tot het grijpen van de wapens zijn veelvuldig aanwezig. Om de spanningen te laten afnemen, zoekt men een compromis. Mohammed aanvaardt de erkenning van de oude goden (zie soera 53, verzen 19 en 20, en verder 21 en 22). Maar trekt deze “openbaring” later weer terug (soera 53, verzen 21 en 22) als zijnde een ingeving door Satan geïnspireerd (de fameuze satanische verzen, bekend door de ophef rond het boek van Salman Rushdie). Hoeveel later deze “correctie” is gebeurd, weten we echter niet. Sommigen gaan ervan uit dat dit is gebeurd toen Mohammed een grotere macht had verkregen en geen politieke compromissen meer moest sluiten.

Wel worden in de Islam rituelen behouden, die reeds lang voor de Islam bestonden bij de polytheïsten: de pelgrimstocht naar Mekkah, de aanbidding van de Ka’aba, het bezoeken van Safa en Marwa, het stenen gooien in Wadi Mina. Gebruiken als besnijdenis en de Ramadan bestonden ook reeds lang, zoals we uit een brief van Barnabas rond 200 MTR kunnen leren. Ook het oude gebruik om de Zwarte Steen te kussen werd een Islamitische rite.

Wanneer Mohammed in ernstig godsdienstig conflict met Mekkah de bescherming van Medinah opzoekt, is de groep rond hem uiterst klein en waarschijnlijk zijn de middelen dan ook schaars. Hij begint caravanen te overvallen en deelt in het begin de buit met zijn volgelingen. Als een paar interessante raids worden besloten met veel buit, krijgt hij van enkele stammen, eveneens op zoek naar verrijking, steun. Een raid op een grote caravaan van Mekka en dit op een ogenblik die als bestandsperiode was aanvaard, komt bovenop de reeds bestaande godsdienstige strijd van de polytheïsten met de monotheïsten. Het wordt uiteindelijk een ordinaire oorlog om goederen en rijkdom.

Na de vlucht (hijra) naar Medinah, die vreemd genoeg eigenlijk nergens gedetailleerd beschreven is, krijgen we ook de eerste onthullingen die nieuwe regels voor de nog kleine gemeenschap invoeren. Het boek vertelt op dat ogenblik heel veel over de twijfels rond de profeet. Te vertalen als een strijd van de nieuwe godsdienst (ook intern) met de oude ideëen. De soera’s uit deze periode zijn dan ook heel anders dan de latere soera’s, veel gewelddadiger. In diezelfde periode komt hij ook in conflict met de joodse stammen die in Medinah leven. Ze waren sceptisch geworden over zijn bewering dat hij één van hun profeten was. Zijn eerdere respect voor hen slaat om in bittere haat

Zijn macht die ondertussen is gegroeid, gebruikt hij om hen te verdrijven uit de stad. Nog later zal hij joodse stammen tot slaaf maken of hen afslachten.

Ook rond de verschijnselen die Mohammed, volgens de beschrijvingen van zijn tijdgenoten en samenstellers van de Sirat zoals Ibn Ishak, Ibn Hisham en Ibn Athir, vertoonde tijdens de zogenaamde openbaringen, werden vrij ernstig bestudeerd. Sommigen gaan ervan uit dat al deze fenomenen (schuim op de mond; beven en in vervoering raken; huilen als een kameel) duiden op een man met een ongelooflijk levendige verbeelding, of een bezetene of iemand die aan epilepsie leed. Mohammed, zo vertelt ons ‘Amr Ibn Sharhabil, deelde zijn vrouw Khadijah mee dat hij vreesde bezeten te zijn door demonen of jinn’s. Zelfs tijdens zijn jeugd had hij reeds gelijkaardige problemen gehad. Hebben we het dan nog over “openbaringen” of over een pathologie ?

Als we uiteindelijk de ontwikkeling van Mohammed bekijken, zoals beschreven door de officiële Islam geschiedschrijvers, dan zien we een dubbelfiguur: ambitieus en gewelddadig volgens de oude tradities van de Arabische raiders en warlords in opstand tegen de oude goden van zijn stam. Was het pure ambitie, was hij aangestoken door de monotheïstische idee via contacten met de joden en christenen? Wij zullen het nooit weten omdat alle verhalen later zijn geschreven en gefabriceerd zijn. We concluderen alleen dat de figuur Mohammed een vreemde “profeet” is en dat zijn (?) leer een nog vreemdere mengeling is van alles wat reeds voor hem bestond.

 

 

 

Trefwoorden: