23 jaar na zijn overlijden gaan velen er nog steeds van uit dat een zalig-, voor sommigen zelfs een heiligverklaring, van koning Boudewijn absoluut verantwoord is. Dit heeft in de eerste plaats te maken met zijn streng religieus leven en houding. Herinneren we ons maar de kwestie rond de abortuswetgeving in 1990, die hij op basis van morele, zeg maar religieuze redenen niet kon en niet wou tekenen. Wat tijdelijk tot een mini koningskwestie in België heeft geleid. Een handige politieke truc heeft hem en het koningshuis toen gered. We hebben toen één van de meest cynische scenario’s beleefd. 24 uur later werd hij opnieuw koning in een land dat net een abortuswetgeving had aanvaard en waarvan hij wel degelijk het staatshoofd was gebleven. Al zijn morele regels waren dus op één nacht verdwenen. Hij wou koning blijven. En de haan, hij kraaide driemaal.
Dit hypocriete gedrag vinden we in zijn leven enkele malen terug. De schemerrelatie met zijn stiefmoeder, prinses Liliane, die door een korte opmerking in het notaboek van Achilles Van Acker is bekend geraakt. De moord op Lahaut ( in 1950) is blijkbaar ontrafeld. Alleen is of zijn de opdrachtgevers nooit achterhaald. We weten inmiddels dat niet Lahaut maar Glineur “Vive la République” heeft geroepen, maar Lahaut was het boegbeeld van de kommunisten en daarom is dit destemeer een echte politieke moord. Of de koning hierbij al een rol heeft gespeeld, is onwaarschijnlijk. Maar vooral het koele cynisme rond de moord op Lumumba in 1961 is kenschetsend voor deze koning. Op basis van deze feiten in Congo zijn er bij de zaak Lahaut steeds ernstige bedenkingen gebleven rond de betrokkenheid van de koning. Zijn machtswellust ( het woord is geenszins tè zwaar) en koele berekening staken schril af tegen zijn fundamentalistisch christendom. Of toch niet?
De manier waarop hij in de Opgrimbie zaak ( in 2001 en 2002) duidelijk boven het parlement en de geldende wetten ging staan, tonen duidelijk zijn autocratisch gedrag, als een koning van honderd jaar geleden, die het liefst het parlement negeerde of naar zijn hand trachtte te zetten.
Zijn bijzondere relaties met Franco, beste vriendje van Hitler en Mussolini, met Habyarimana van Ruanda, met Mobutu van Congo-Zaïre, met Hassan II van Marokko, met Hiro Hito van Japan en met paus Johannes Paul II tonen duidelijk een terugkerend patroon. Deze goede vrienden zijn duidelijk stuk voor stuk niet van demokratische signatuur. En Boudewijn duidelijk ook niet.
1. De persoonlijkheid
Dat Boudewijn bij vele, vooral oudere burgers als zeer minzaam overkwam, is vooral het werk van zijn perschef. Deze sterk bewerkte schijn staat in schril contrast tot de werkelijke persoonlijkheid van de koning.
In zijn boek Une Paix Royale citeert Pierre Mertens prinses Liliane, tweede echtgenote van Leopold III die stelt dat Boudewijn “lange tijd ongeletterd” was. In een brief aan het Foreign Office 1945 vraagt een Britse “correspondent” ( vertaal: officier van de inlichtingendienst) aandacht voor de “beperkte verstandelijke vermogens” van de prins.
Een brief van de Secretary of State aan Alan G. Kirk, de VS ambassadeur, vermeldt dat Albert geschikter wordt geacht en dat wegens het gebrek aan persoonlijkheid van Boudewijn. De Britten wilden zelfs dat Karel, de prins-regent, een tijdje als adviseur van Boudewijn zou fungeren.
Sommigen verklaren deze negatieve facetten van zijn persoonlijkheid door het trauma van het verlies van zijn moeder, het relatief vlug hertrouwen van zijn vader en vooral door het zeer autoritaire gedrag van Leopold III, die hij mateloos aanbad, vreesde en vooral nabootste. Leopold had duidelijk aantoonbare nazistische sympathieën.
Boudewijn zal volgens zijn biografen dan ook de jaren na zijn troonsbestijging volledig onder de plak liggen bij Leopold en Liliane. Dit blijkt ook uit meerdere biografieën van politici, die hem goed hebben gekend.
Onmiddellijk na zijn troonsbestijging wou hij prins-regent Karel weg. In oktober 1950, amper twee maanden na de eedaflegging haalt hij zijn adjunct-kabinetschef, Deschuyffeleer een christen-democraat van ACW-strekking ( bij Boudewijn voldoende om verdacht te zijn) uit zijn kabinet.
In december 1950 weigert hij Pierlot, de eerste-minister van de naar Londen gevluchte regering, de hand te schudden. Vrij snel dus positioneert hij zichzelf. En dit gaat zijn hele leven lang zo door.
In het boek Les grands dossiers criminels en Belgique van R. Haquin en P. Stéphany wordt vermeld dat Boudewijn generaal Georges Danloy als vleugeladjudant aanstelde. Deze man wordt gelinkt aan Florimond Damman, een notoir extreem-rechts en anti-kommunistisch figuur. Dat nog andere leden van het Koninklijk Huis contacten hadden met die kringen vinden we in meerdere biografieën terug.
Boudewijn lust heel vroeg sommige politici rauw en boycot ook enkelen om minister te worden. Het getuigt van weinig moed van enkele eerste-ministers dat ze dit lieten gebeuren. Het is algemeen bekend dat Boudewijn hierbij enkele malen ver buiten zijn bevoegdheid heeft gehandeld.
Na een volgens de pers “emotioneel” bezoek aan Breendonk in 1961 heeft hij op 3 augustus 1961 een hartelijke ontmoeting met de Spaanse generaal Castiella, rechterhand van Franco en berucht om zijn contacten in de fascistische wereld en zijn repressieve positie tegenover de Spaanse republikeinen. Foto’s verschenen in de internationale pers en dit lokte de woede op bij de vaderlandslievende organisaties. Herinneren we ons tussendoor dat Franco nooit de uitlevering van Degrelle heeft toegestaan, terwijl Boudewijn er vriend des huizes was.
In 1955 twijfelde hij reeds een eerste keer of hij de wet Collard zou tekenen en ging te rade bij meerdere politici van CVP signatuur, terwijl die in de oppositie zat en de wet door de parlementaire meerderheid was gedragen. Dit bevestigt Gaston Eyskens in zijn memoires. Deze wet Collard die volgde uit de schoolstrijd was een tegengewicht tegen de alom overheersende katholieke onderwijsketen.
In diezelfde periode gaan de eerste geruchten rond de geaardheid van de koning. Allerlei beweringen deden toen de ronde. Pierre Peyrefitte, Franse diplomaat en auteur, ging zelfs zo ver te stellen in zijn biografie Propos Secrets dat Boudewijn nèt als zijn oom, prins Karel, homoseksueel was. Peyrefitte zelf was zeer bekend in deze milieus. Sommigen twijfelen daar echter zeer ernstig aan. Feit is dat hij in die periode nooit in vrouwelijk gezelschap werd gezien en dat hij dikwijls incognito op stap ging. En dus werd er uiteraard veel gesuggereerd. Daar tegenover staat dat de notities van Van Acker op iets heel anders duiden.
Vanaf 1952 zijn er meerdere indicaties dat Boudewijn een relatie had met prinses Liliane. Ze reizen samen naar Rome. In november verblijven ze samen in Tirol. Telkens zonder Leopold. Van Acker noteert: “ze reizen in hetzelfde compartiment”. Een cryptische nota van Van Acker over het meeluisteren van de Staatsveiligheid naar hun telefoongesprekken is heel bezwarend.
In januari 1953 reizen ze samen naar de Azurenkust. De regering behandelt het thema meerdere keren in besloten kring. Was het een amoureuze verhouding? De biograaf van Liliane en de buitenlandse pers twijfelen niet.
Boudewijn schijnt zich nooit goed in zijn vel te voelen. Zijn visie over Europa, zijn animositeit tegenover Spaak zijn bekend. Zijn pogingen om in regeringsvormingen en het aanstellen van premiers en ministers tussen te komen, zijn bekend uit biografieën van meerdere politici.
Eind jaren vijftig is de verhouding met de politiek heel beladen. Hij stelt zich op als een vorst van de vorige eeuwen. Bij het huwelijk van Albert met Paola “vergeet” het paleis, Boudewijn zelf dus, het parlement in te lichten.
Zijn talloze interventies in de Congo ontwikkeling zijn eveneens bekend. Als het land dan toch tegen zijn zin de onafhankelijkheid verwerft, is hij een grote voorstander van een balkanisering ( opsplitsing in deelstaten) van het land. Tsjombé wordt dan heel snel naar voren getoverd om via een Katanga afscheiding het land op te splitsen.
Kardinaal Suenens komt in deze periode van hoogspanningen ter hulp door op zoek te gaan naar een huwelijkspartner en komt uiteindelijk met Fabiola aandraven. In tegenstelling tot het imago van non dat we later voorgeschoteld kregen, was er wel één en ander aan vooraf gegaan.
2. De abortuskwestie
Beginnen we met het begin. Op 30 maart 1990 krijgt de toenmalige eerste-minister Wilfried Martens twee opeenvolgende brieven met verschillende versie van de koning. In de eerste zet hij zijn verzet tot ondertekenen uiteen van de zopas in het parlement gestemde wet om abortus gedeeltelijk niet meer strafbaar te maken. In de tweede versie vraagt hij aan de eerste-minister een uitweg te vinden om zijn geweten en de democratische instellingen te vrijwaren. Boudewijn suggereert zelf om de grondwet, namelijk artikel 26, alinea 1 aan te passen om de koning niet meer te verplichten de nieuwe wetten te tekenen.
Vrij snel komt men echter met een oplossing. Artikel 82 ( vandaag artikel 93) van de grondwet stelt dat “ als de koning zich in de onmogelijkheid bevindt om te regeren, de ministers na deze onmogelijkheid te hebben vastgesteld, de Kamers samen roepen en de functie aan de voogdij en het regentschap van de verenigde Kamers over te laten”. Dit artikel was origineel wel voorzien om een koning die een werkelijke onmogelijkheid heeft buiten zijn eigen wil, ingeval van een mentale ziekte bijvoorbeeld, te vervangen.
Onnodig te zeggen dat hier de Grondwet ernstig werd verkracht. Het maneuver kwam echter iedereen goed uit. In de eerste plaats de regering, die een regeringscrisis kon vermijden. Maar de Grondwet was wel degelijk geschonden naar de geest en naar de letter door de uitbreiding van de interpretatie van het artikel zonder een stemming volgens de regels. De koning had nochtans, bij zijn aanstelling gezworen op die grondwet en beloofd haar in acht te nemen. Maar die was overduidelijk voor hem toch niet zo belangrijk. Werd een psychiater, een dokter, een expert geraadpleegd? Helemaal niet. Werd een regent aangesteld? Uiteraard niet, want het was de bedoeling dat de koning binnen de kortste keren zou terugkeren, t.t.z. na 48 uren.
Vreemde vaststelling, Guy Verhofstadt, stelde klaar en duidelijk tijdens de plenaire vergadering van de Kamer, dat er maar liefst drie artikelen van de Grondwet werden overtreden. Helaas wees hij met zijn klacht niet naar de koning, maar als leider van de oppositie wees hij alleen maar naar de regering.
Naast alle bedenkingen blijft dit het voornaamste: éénmaal de wet gestemd, keerde de koning terug en was hij het staatshoofd van een land mét een abortuswetgeving. Hoe verantwoordde hij deze terugkeer? Regering en zelfs oppositie, die gevraagd werd zich niet te verzetten, waren schuldig aan een zeer bedenkelijk maneuver. Bovendien een gevaarlijk precedent. Onze wetgevers overtraden overduidelijk zelf de grondwet.
3. Boudewijn en Fabiola
In tegenstelling tot het imago dat ons later werd voorgespiegeld was Fabiola helemaal niet zo teruggetrokken en oerconservatief. Ze zou, volgens sommige bronnen, zelfs zeer lang hebben getwijfeld om in te gaan op dit huwelijksaanbod, dat niet van de koning zelf kwam maar van het Belgisch establishment. Reden: een huwelijk dat niet was doorgegaan met markies Miguel Lasso de la Vega. Volgens Spaanse traditie moest ze eerst een vruchtbaarheidstest ondergaan waaruit bleek dat de kans op kinderen zeer klein was. Resultaat: dat huwelijk met de markies ging niet door. Deze info werd aan Liliane Baels doorgespeeld die het onmiddellijk lekte. Dit zou ertoe leiden dat, wanneer Boudewijn uiteindelijk toch trouwde, hij zijn gram haalde en Leopold en Liliane het paleis van Laken moesten verlaten en naar Argenteuil werden “verbannen”.
Fabiola leidde weliswaar niet het liederlijke leven van haar broer, maar was daarentegen sociaal zeer actief. Wat haar na de periode van twijfel dan toch overhaalde tot dit huwelijk is onduidelijk. Geruchten gaan dat er veelvuldig werd overlegd tussen kardinaal Suenens, de paus en jawel, Franco. Bemiddelaar was pater Cavenstany, haar biechtvader, vertrouwd met de Spaanse adel en de Franco kringen.
Vanaf dag één na het huwelijk wordt een echte marketingcampagne in gang gezet om het koppel te promoten. Perswoordvoerder de Valckeneer speelt daarbij een zeer grote rol. Ze worden steeds samen gezien. De foto’s die verspreid worden tonen hen meestal hand in hand. Suenens is permanent in de buurt en begeleid Boudewijn in zijn mystieke leven. Na zijn ontmoeting met de Ierse non Veronica O’Brien ontstaat er een ware Mariaverering in het paleis. En dat zal de rest van zijn leven zo blijven. Volgens Paula D’Hondt is deze verering een hang naar een moederfiguur. Uit zijn eigen dagboek blijkt dit trouwens ook. Langzaam wordt ook Fabiola in de Mariabeweging opgenomen. Haar miskramen zijn hieraan zeker niet vreemd. Later gaan beide aanleunen bij de charismatische beweging.
De beeldvorming rond het koppel wordt permanent verzorgd. Ze komen veelvuldig bij de bevolking. Ze gedragen zich als “gewone mensen”. Maar dat dit alles zwaar geënsceneerd is, blijft uit de wereldvreemdheid van Boudewijn. Bij één van zijn blitzbezoeken in Menen begrijpt hij niet dat de grensarbeiders, die hij er ontmoet slechts 21 frank per uur verdienen ( terwijl hij zelf op dat ogenblijk méér dan 26 000 frank per uur ontvangt). De dure sportwagens van Boudewijn worden “ingeruild” voor een VW Kever. Imago is het enige wat nog telt.
Fabiola zelf gaat meer en meer mee in dit opgezet toneelstuk. Het kasteel van Ciergnon wordt in die periode, volgens de pers, een regelrecht klooster. Rond de koning verschijnen een aantal door kardinaal Suenens geplaatste vertrouwelingen: pater Verhaeghen als religieuze vertrouwensman en Jacques van Yperseele de Strihou als kabinetschef.
Maar het koningspaar blijft wel verder zijn contacten met bedenkelijke personen onderhouden, waarbij hij de regering dikwijls in een moeilijke positie bracht. Naast Franco ontstaat ook een intense vriendschap met Mobutu, die kort na de moord op Lumumba in Kongo de macht naar zich toe trekt en Kasavubu opzij schuift. In de jaren zestig gaat een bedrag direct naar de campagne van Eduardo Frei, die in Chili de tegenkandidaat is van Salvador Allende. Boudewijn onderhield reeds in diezelfde periode een correspondentie met kolonel Oscar Osario, sterke man van de militaire regering van San Salvador. Verder zijn er de vriendschappelijke relaties met het koningshuis van Saoedi-Arabië, wat later zou leiden tot het erfpacht van de moskee van het Jubelpark door persoonlijk toedoen van Boudewijn.
Toen duidelijk werd, ondanks alle mislukte pogingen, dat er geen kinderen zouden komen, begon Boudewijn zich steeds meer te ontfermen over Filip toen de relatie tussen Albert en Paola slecht evolueerde. Als hij naar de Koninklijke Militaire School wordt gestuurd, duidt Boudewijn een paar officieren aan om alles over Filip te rapporteren.
Langzaam maar zeker, doorheen de jaren en als hij meer ervaring krijgt, gaat hij ook meer wegen op allerlei politieke dossiers. Hij wordt daarin door, onder andere Wilfried Martens, niet afgeremd.
4. De moord op Lumumba
Boudewijn is een rancuneuze koning in tegenstelling tot zijn zeer religieuze houding en dat kunnen vele ministers getuigen en velen die hem ooit hebben durven tegenspreken. En dit is vooral duidelijk in de zaak Lumumba.
Op 17 januari 1961 wordt de Congolese leider Lumumba vermoord. Van bij de aanvang wordt naar België en zijn koning gewezen. Bijna veertig jaar later wordt een onderzoekscommissie aangesteld om de feiten te onderzoeken. Op 21 november van dat jaar publiceert deze commissie haar conclusies. Zoals Colette Braeckman in haar boek Un crime d’état stelt zijn deze conclusies “elliptisch” en “schizofreen”. Maar tussen wetenschappelijke ernst en politieke voorzichtigheid door wordt een beetje verf afgekrast van de heiligheid van de koning. De “morele” verantwoordelijkheid van Boudewijn en de Belgische regering in deze moord wordt vermeld.
Voor alle duidelijkheid nog even de korte periode tussen 13 januari 1959 ( de rede van Boudewijn) en 17 januari 1961 ( de moord op Lumumba). Na de oproer van 1959 en de onafhankelijkheidsverklaring van 30 juni 1960 ging Boudewijn ervan uit dat hij de souverein van Congo zou blijven na de onafhankelijkheid. Zijn verklaringen in die tijd zijn geenszins gedekt door een minister. Boudewijn is niet helemaal tegen de onafhankelijkheid als de Belgische kaders en beheersstructuren maar hun rol verder konden spelen. Overduidelijk had hij niet begrepen waar het echt om ging.
De voorziene verkiezing wordt gewonnen door de Mouvement National Congolais, waarna Kasa-Vubu van de Abako partij president wordt en Lumumba eerste-minister met zijn MNC partij. Boudewijn kent Lumumba van een ontmoeting in 1955. De verhouding tussen de twee verslechtert zeer snel in de loop der volgende jaren, vooral na zijn scherpe speech tegen de koloniale autoriteit in 1958 en zijn oproep tot onafhankelijkheid in october 1959, waarop hij een maand later werd gevangen gezet. Het kantelpunt wordt de speech van 30 juni 1960, waarin Boudewijn op zijn minst gezegd paternalistisch is en getuigt van een koloniaal “gerust geweten”. Kasa-Vubu blijft verstandig en gematigd, maar Lumumba is zeer scherp en houdt een regelrecht rekwisitoor tegen de koloniale afbraak en voor hervorming van de wetgeving, afrikanisatie van de kaders en vooral de repatriëring van alle Congolese bezittingen die zich in België bevinden. Wat uiteraard de post-koloniale verzuchtingen van het Belgische establishment en vooral van de koning blokkeerde. Lumumba steunt de muiterij van het Congolese leger en vaardigt de afrikanisering uit van dat leger. Hij stuurt de blanke officieren van de Force Publique weg en vervangt generaal Janssens door kolonel Mobutu, die later een rader zal zijn in zijn moord. België wordt opzij geschoven, maar stuurt zonder toelating te vragen aan de nieuwe wettelijke regering troepen naar Congo om “haar burgers te beschermen”. Op 14 juli worden de diplomatieke relaties opgeschort door de Congolezen.
De afscheidingsbeweging die door Tsjombé in Katanga wordt gestart, geniet de volle steun van België. Onmiddellijk zendt België signalen van sympathie aan Tsjombé en ook aan de afscheidingsbeweging van Kalonji in Zuid-Kasaï. In Brussel probeerde Boudewijn openlijk eerste-minister Eykens opzij te schuiven om een “sterke” regering in het zadel te helpen, die vervolgens maatregelen moest nemen, in de optiek van Boudewijn, om via Katanga op te treden in Congo. Rechtvaardiging hiervoor zou later wel worden uitgewerkt. Eyskens echter weigert af te treden.
Kasa-Vubu wordt volop door de Belgen, maar ook door de Amerikanen onder druk gezet tot hij zijn eerste-minister zijn functies ontneemt. Lumumba, gesteund door het parlement, zet op zijn beurt Kasa-Vubu af.
Boudewijn reageert ( en overschrijdt dus opnieuw zijn bevoegdheden) en zet de regering onder druk om De Schrijver, Minister van Afrikaanse Zaken, te vervangen door graaf d’Asprémont Lynden. Eyskens geeft deze keer toe. Zijn taak is de militaire cel de strijd tegen Lumumba te laten opvoeren. De parlementaire commissie stelt tijdens die periode een verhoogd aantal gevallen van arrestatie, aanslagen, ontvoeringen en pogingen tot vergiftiging vast onder bescherming en politieke verantwoordelijkheid van de nieuwe minister. Operatie Barracuda wordt op 10 september 1960 gelanceerd en moet, volgens Pierre Wigny, minister van Buitenlandse Zaken, “Lumumba beletten verder te schaden”. D’Asprémont zorgt ervoor dat Tsjombé de uitlevering van Lumumba verkrijgt en hem naar Katanga laat overbrengen, waar hij zijn doodsvonnis tekent. Dit was, zo vermeldt het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie op pagina 155 “het uiteindelijke doel van de Belgische regering”.
Op 19 october 1960 schrijft majoor Weber aan Lefébure, de persoonlijke secretaris van Boudewijn, “Tsjombé heeft Mobutu ontmoet. Uitstekend onderhoud. Tegen een financiële vergoeding volgt Mobutu de richtlijnen. Tot 30 december is er staus quo. We verwachten dat de toestand opklaart. We neutraliseren volledig ( en indien mogelijk fysisch) Lumumba. Dit vermeldt hetzelfde parlementaire rapport op pagina 472. Boudewijn tekent deze brief af. Wat betekent dat hij hem heeft gelezen. Daarop stelt Boudewijn een brief op voor Tsjombé waarin hij het heeft over “de politieke haat van één enkele man”. Deze correspondentie ( tussen Weber en het Paleis) zegt het rapport van de parlementaire commissie op pagina 476 “is of naïef, of berekend, maar in ieder geval bezwarend”. Boudewijn was er niet meer om te reageren op dit parlementaire rapport, maar zowel vanuit humanistisch als vanuit christelijk perspectief is dit op zijn minst passieve medeplichtigheid aan een moord. Na de openbare mededeling van de moord op Lumumba en zijn gezellen M’Polo en Okito heeft België geen enkele keer officieel gereageerd of geprotesteerd. Het staatsbelang woog hier duidelijk zwaarder dan het christelijk geweten van de koning. Kort daarop komt Mobutu aan de macht en een dictatuur wordt voor vele jaren geïnstalleerd in Congo. Mobutu zelf wordt vriend ten huize in Laken. Later worden enkele van de betrokkenen ( d’Aspremont, Eyskens, Wigny) in de adelstand verheven en Tsjombé krijgt de Orde van de Kroon.
Een dubbele moraal dus en een duidelijke afwezigheid van respect voor het leven. Dertig jaar later beroept hij zich wel op ditzelfde respect om de abortuswet niet te stemmen. De psychiatrie noemt zo een geval een schizofrene persoonlijkheid.
5. Opgrimbie
Een ander aspect van de dubbele persoonlijkheid van Boudewijn komt tot uiting in de zaak Opgrimbie. Hierin gaat hij opnieuw tegen de wet in, maar deze keer gaat het om zeer materiële zaken, zijn persoonlijke materiële zaken en deze van de familie.
Alles begint in 1992. Boudewijn, die steeds meer onder invloed van Suenens en Fabiola een fundamentalistische religieuze toer opgaat, beslist om 14 ha van het koninklijk domein van Opgrimbie aan de diocese van Hasselt af te staan met de voorwaarde dat er een klooster zou worden gebouwd voor de “Ordre de Bethléem” ( inderdaad een franstalige orde in hartje Limburg). Kort na de dood van Boudewijn dient het diocees een bouwaanvraag in die door CVP-minister Kelchtermans wordt goedgekeurd op 13 december 1994 tegen het advies van de stedebouwkundige diensten in.
Twee burgers van Maasmechelen gaan echter in beroep tegen deze beslissing. Maar de werken starten ondertussen wel. In 1999 vernietigt de Raad van State de bouwvergunning. Een juridische getrek begint op dat ogenblik tot de Vlaamse verantwoordelijke minister, de VLD’er Dirk Van Mechelen toch het groen licht geeft voor de bouw.
Het werkelijke probleem van deze charade ligt bij Boudewijn die in zijn hogervermeldee bevlieging eens te meer zijn bevoegdheden te buiten was gegaan. Zoals Yves Desmet het toen stelde in De Morgen was dit de tweede keer “ dat het Hof zijn geloof voor zijn functie plaatste”. Origineel was voorzien door de Vlaamse Regering dat er een annexe aan de villa Fridhem, het buitenverblijf van de koning, kon gebouwd worden, die zou dienen voor Prins Filip. Dat het project klooster lange tijd niet werd vermeld en bekend werd gemaakt door het Hof, is een bewijs temeer dat Boudewijn van bij het begin wist dat niet alles legaal was, maar dat men door manipulatie het doel kon bereiken mits de nodige druk op de CVP ministers.
Eventjes de volledige historiek:
1. In 1991 wijzigt de Vlaamse overheid dus het bestemmingsplan en maakt van het gebied een KD, of Koninklijk Domein. Dit laat alle werken toe die men nuttig en noodzakelijk acht. Mooi koninklijk privilege dat lange en moeizame procedures vermijdt.
2. 1992. Boudewijn schenkt het grondstuk aan het diocees Hasselt op voorwaarde dat deze er een klooster bouwt. Hierbij “vergeet” Boudewijn dat door de schenking het grondstuk niet meer tot het Koninklijk Domein behoort en aangezien het bovendien in een groene zone is gelegen, verandert dus duidelijk de koninklijke paraplu voor het optrekken van gebouwen.
3. 1994. De bouwvergunning wordt toegekend hoewel de bisschop van Hasselt het direct aan de bevoegde minister heeft gevraagd, van privé persoon tot privé persoon dus.
4. 1995. De werken vangen aan zonder plannen te volgen.
5. 1999. De Raad van State doet zijn uitspraak in deze zaak, die vanaf het begin was aangevochten. De bouwvergunning wordt ingetrokken.
6. 2001. De bisschop doet een nieuwe aanvraag. Deze keer volgens alle geldende regels en procedures. De gemeentelijke administratie weigert echter. Maar Van Mechelen wijzigt deze beslissing en geeft groen licht voor de bouw. De bestendige deputatie volgt de minister.
7. 2002. De Raad van State aanvaardt deze keer niet het verzoek tot verbreking van deze bouwaanvraag.
Twee maten en twee gewichten dus. Des te meer omdat in die zelfde periode meerdere huizen, gebouwd in woonvreemde zones, met de grond werden gelijk gemaakt. Beelden die iedere Belg uitvoerig op TV heeft kunnen zien.
Er zijn nog een paar kleine brandjes tussen VLD en CVP ( in de oppositie) geweest rond deze zaak. Maar het Paleis heeft uiteindelijk zijn zin gekregen tegen alle regels in.
Conclusies
Geen enkele koning voorheen had een dubbel gezicht als Boudewijn. Aan de ene kant het morele gezag dat hij had bij de bevolking wegens zijn zeer ascetisch en religieus leven. Aan de andere kant bemoeizuchtig: hij bepaalde het leven van Filip en ook van Laurent. Rancuneus: sommige ministers lustte hij rauw. Bekendste geval was Pierlot, die nochtans niet tegen Boudewijn, maar tegen Leopold was ingegaan bij het uitbreken van de oorlog. Hij heeft ministers gemaakt, die hij kon manipuleren, zoals Martens en ministers gekraakt, zoals Tindemans. Hij heeft ministers geweigerd. Terwijl deze allen door het volk waren gekozen. Dehaene en Spaak blijken de enigen te zijn die hem durfden trotseren. Vergiffenis stond niet in zijn credo.
Hij heeft de “perfecte katholiek” gespeeld, maar zijn relatie met Lilian, zijn stiefmoeder, was weinig katholiek. Zelfs in die mate dat nog steeds wordt gefluisterd, en door enkele moedigen wordt beweerd dat Esmeralda niet zijn stiefzuster is.
Hij was zo katholiek dat hij enkel dictators en verkapte fascisten tot zijn zeer goede vriendenkring rekende. Hij steunde financieel de campagne van Eduardo Frei tegen Salvador Allende. Hij stuurde verjaardagswensen aan Ceaucescu. Al deze heren hadden bloed aan hun handen.
De zaak Lumumba en het toneelstuk rond de abortuswet tonen duidelijk de hypocriete houding van de koning die mensen probeerde te manipuleren, ze afsnauwde of een uitbrander gaf als ze niet zijn lijn volgden ( lees de biografieën van meerdere oud-ministers).
En dan behandelen we nog niet de “mindere” zaken zoals zijn houding in de zaak Sabena, zijn bemoeienissen in de zaak Société Générale ( waarin hijzelf redelijke belangen had). Zijn rechtszaak tegen uitgerekend Lilian in de erfenisregeling van Leopold omdat ze volgens Boudewijn te veel had gekregen. Ten koste van wie? De regeling rond zijn eigen erfenis en die van Fabiola. Al deze feiten duiden erop dat hij wel degelijk om geld gaf.
Een uitstekende perschef heeft het imago van Boudewijn naar de bevolking gemaakt. Wie hem van dichtbij heeft meegemaakt, heeft echter een compleet ander beeld.