De stroppendragers (deel 3)

De grote hold-up op de eigen burgers en klanten

De grote hold-up, niet op de banken maar door de banken is reeds vroeg begonnen in de wereld van de vrije markteconomie. De laatste 70 jaar is dit met meerdere crisissen in de gehele westerse wereld doorgegaan. Argentinië, ZO Azië, Filippijnen.

Beginnen we echter bij wat, historisch misschien niet helemaal juist, maar als gebeurtenis zeker de voornaamste aanleiding is van alle huidige en toekomstige naschokken.

Bretton-Woods

Toen in 1971 Nixon en vooral de Amerikaanse Federal Reserve ( hierna de Fed genoemd) de bui van de Bretton-Woods nasleep zag hangen, werd de grootste hold-up aller tijden gepleegd. Niet op de banken, maar door de banken op de doorsnee burger. Men schafte de koppeling van de dollar als stabiliteitsmunt met de overeengekomen goudkoers eenvoudig weg af. De USA herbevestigde hierbij niet alleen haar suprematie; deze keer gijzelde ze ook de wereld.

Toen men in de directe nasleep van WO II besliste om af te stappen van de goudstandaard, werd een nieuw systeem aanvaard, voorgedragen door een groep experts en door de Amerikaanse regering en de centrale bank. De Duitse en Japanse economie was een ruïne, Frankrijk herstelde van zijn oorlogswonden, England was definitief zijn status van wereldmacht verloren en dus ook zijn impact op de wereldeconomie. De rest van de gebieden onder westerse invloed waren ofwel nog altijd koloniën ( grotendeels Afrika en ZO-Azië) ofwel te afhankelijk ( Australië en Latijns-Amerika). Zij waren aanwezig of vertegenwoordigd, maar konden nauwelijks meer dan goedkeuren.

De basis van Bretton-Woods was eervol en vol goede bedoelingen. Men wou op de ruïnes van de oorlog een nieuw internationaal monetair fundament opzetten met een geprivilegieerde positie voor de US dollar met controle door een nieuw Internationaal Monetair Fonds. Hierin zouden onderschrijvende staten overeenkomen over een vastgestelde ( maar aanpasbare) wisselkoers tussen de dollar en hun eigen munt. De dollar zou hierbij permanent inwisselbaar zijn aan 35 $ per ons ( Troy ounce is 31,1 gram) goud. De Amerikanen wilden in de eerste plaats een einde stellen aan concurrerende devaluaties tegenover de dollar en stelden een financiering voor via het IMF aan landen die een betaling deficit hadden. Keynes wilde eerst nog de instelling van een soort super-munt, die hij de bancor noemde, maar het werd de dollar en het “volle vertrouwen krediet” van de US regering, die haar immense goudreserve als waarborg stelde. Keynes zag trouwens ook het IMF als een krediet regulator, maar niet als een crisis bestrijder wat het op vandaag is geworden. Keynes zag de individuele landen nog steeds verantwoordelijk voor het oplossen en beheersen van hun eigen problemen als die zouden ontstaan. Een supra internationale instelling, beheerst door de USA had niet direct zijn goedkeuring. Het IMF zou trouwens ook niet de rol spelen bij de heropbloei van de wereldhandel en de grote groei na de oorlog. Haar rol hierbij werd volledig overvleugeld door het Marshall plan van 1948, volledig gecontroleerd door de USA. De bedoeling dat het IMF geld zou gaan lenen aan bankroete geallieerde landen werd vervangen door een Amerikaans schema van massieve hulpprogramma’s.

Het tweede doel was nooit officieel bevestigd, maar was zeker even belangrijk, namelijk een Amerikaanse financiële overheersing over het bankroete Groot-Brittannië en het verzwakken van de economische funderingen van haar globaal imperium. Dit betekende in de eerste plaats het onderuit halen van het speciale statuut van het pond sterling en de imperiale handelsvoorkeuren. Dit zou volgens de Amerikanen de geopolitieke en economische rivaal permanent opzij zetten. En zo gebeurde. Hierbij raden we de lectuur aan van The Battle of Bretton-Woods van Benn Steil.

Aangezien de aangesloten landen hun dollars steeds aan 35$ per ons goud konden terug vorderen, was de USA plots in de mogelijkheid quasi onbeperkt dollargeld te creëren en leningen uit te schrijven. Zo was de USA bijvoorbeeld in staat de Koreaanse en de Viëtnamese oorlog te financieren zonder belastingen te verhogen. Wanneer eind jaren 60 deze exportdollars begonnen terug te keren en dollars tegen goud moesten omgewisseld worden, leidde dat op 15 augustus 1971 tot de Nixon schok. De USA schortten unilateraal de uitwisselbaarheid van de dollar tegen goud op. Ondertussen had de USA wel een groot deel van zijn consumptie ( dat zijn zowel goederen als bijvoorbeeld het geld voor zijn oorlogen) laten financieren door de landen die Bretton-Woods hadden onderschreven en lid van het IMF waren geworden. Het handelsdeficit was drastisch verhoogd, de interne consumptie en uitgaven waren fel gestegen en de economische stabiliteit van de USA werd door meerdere landen betwijfeld, vooral de dekking van de dollar door hun goudvoorraden werd ernstig in vraag gesteld. Dit betekende letterlijk het einde van de basisakkoorden van Bretton-Woods. De mythe van de US dollar zo veilig als goud, bleek plots los zand. De dollar werd een “vlottende” munt. Dit betekent letterlijk dat de munt aan geen enkele andere waarde meer was gekoppeld en dat ze dus niet langer werd gedragen door een ander goed dan het “vertrouwen van de markt”.

Men zou op dat ogenblik verwachten dat de groter wordende vraag van landen naar goud in plaats van dollars, de USA zou geleerd hebben om hun fiscaal en economisch huis in orde te brengen. Maar de USA deed juist het tegenovergestelde. Ze verhoogden systematisch hun schuldenberg aan steeds meer militaire uitgaven ( om het imperium rechtop te houden) en aan een stijgende interne overconsumptie ( om de eigen bevolking in zijn eigenwaan van de rijkste staatsburger te laten leven).

Helaas hadden de andere landen hierna hun les nog steeds niet geleerd, of waren ze te machteloos zoals sommigen beweren. Wat dan ook, zij gingen verder mee in een nog gevaarlijker fase. Ze aanvaardden de dollar als fiat-geld. De onwaarschijnlijk hoge wisselkoers van de dollar in die periode was blijkbaar goed genoeg voor de andere IMF partners om de dollar verder als standaard wisselmunt te aanvaarden.

Eerste bedenking hierbij is dat men volledig afhankelijk werd van de Amerikaanse politiek en de invloed ervan op haar munt, de dollar. Tweede bedenking: de Fed had er alle belang bij een stabiele en zelfs hogere vraag naar US dollars te handhaven. Zij geeft deze namelijk zelf uit en bepaalt de interestvoet waaraan de andere landen die kunnen ontlenen. Derde bedenking: de dollar werd volledig onderhevig aan de markt en de krachten van vraag en aanbod, en indirect de anderen dus ook.

De echte problemen van de USA werden dus niet aangepakt, integendeel zelfs. De rest van de wereld bleef de levensstijl van de Amerikanen en hun consumptiehonger financieren.

Washington had en heeft nog steeds vier essentiële oplossingen om haar economische problemen aan te pakken:

  • Inkomsten verhogen door hogere belastingen
  • Uitgaven drastisch verlagen
  • Geld lenen door middel van uitgave van staatsobligaties
  • Geld bijdrukken

De eerste twee betekenden politieke zelfmoord voor de partijen. Geld lenen was ook een optie, maar men kan slechts lenen tot een zekere waarborg, en die was zeer beperkt. De voorkeur werd dus het steeds verder bijdrukken van geld. Het vergt geen inspanningen, het veroorzaakt geen onmiddellijke besparingsgolf. Het leidt echter tot een verhoogd risico van inflatie. Als een land echter de vraag naar zijn geld kan blijven genereren, geeft dit haar een stilzwijgende toelating om verder te drukken. In het geval van de USA is de primaire belanghebbende van een verhoogde vraag naar dollars de Federal Reserve. De dollar is namelijk uitgegeven en geleend door de Fed aan de US-regering. Deze lening van een privaat kartel, de Fed, aan de staat moet worden terugbetaald, uiteraard met de gebruikelijke interest. Gevolg: de Amerikaanse staatsburger wordt eveneens stroppendrager.

Petrodollar

Twee jaar na het opdoeken van de Bretton-Woods akkoorden vond de USA de mirakeloplossing om de wereldwijde vraag naar dollars ( en dus ook van de voortzetting van haar politiek) verder te zetten. Een briljante economische en geopolitieke strategie werd uitgedokterd. In 1973 werd een overeenkomst gesloten tussen de USA en Saoedi-Arabië waarbij ieder vat petroleum in dollars zou worden betaald. Wie Saoedi petroleum wou, moest eerst zijn eigen munt omzetten in dollars. Als tegenprestatie bood de USA wapens aan en de bescherming van hun olievelden tegen iedere andere natie. In 1975 volgden alle OPEC landen dezelfde voorwaarden. Deze nieuwe petrodollar, of “olie voor dollars” veroorzaakte een onmiddellijke en kunstmatige vraag naar dollars. Interessant in deze context zou een studie zijn over alle patenten en onderzoek naar alternatieve energiebronnen die in diezelfde periode werden opgekocht, in de kluis gestopt of eenvoudigweg gestopt. In ieder geval werd vanaf dat ogenblik de Amerikaanse buitenlandse politiek in het Midden-Oosten bepaald door deze petrodollar deal.

In die periode probeerden wel een aantal landen aan de “logica” van de petrodollar te ontsnappen omdat ze ernstig begonnen te twijfelen aan deze waardeloze papiermunt. Onder hen Iran, Syrië, Venezuela en Noord-Korea. We herkennen duidelijk de landen van de “axis of evil”. Maar de eerste die de dollar wilde vervangen door de euro, namelijk Irak, heeft hiervoor een zware prijs betaald. Maanden voor 9/11 lag reeds een plan op tafel om Irak tot de orde te roepen. Maar internationaal was hiervoor niet voldoende steun aanwezig. Na 9/11 werd een scenario gefabriceerd om een link tussen Al Quaida en Sadam Hoessein in te roepen en vooral zijn fameuze massavernietigingswapens, die zoals iedereen zich herinnert nooit werden gevonden, bleken gedroomde argumenten om het land binnen te vallen. Later zou Khadaffi met zijn voorstel tot een gemeenschappelijke Afrikaanse gouden dinar als handelsmunt hetzelfde lot ondergaan. Iran is wel in de pas gaan lopen en Syrië bleek té onbetrouwbaar en moest ook een lesje geleerd worden. Zoek het geld en de olie en men zal onderweg de conflicten duidelijk herkennen. De olie en de petrodollar zijn tot vandaag het brood van de Amerikanen. Wie daaraan raakt, raakt aan de Amerikaanse vitale belangen. Maar deze toestand verandert langzaam.

Vandaag verkiezen ook een aantal andere landen zoals China, Rusland en India hun eigen munt te gebruiken bij deze handel. En dit wordt voor de USA iets lastiger om tegen op te treden. Direct gevolg is een ernstige inflatoire druk op de US economie. Wanneer, niet als, de USA echter zijn toelating tot ongebreidelde dollar emissie zal verliezen, zal het aantal dollars in de markt zeer ver de vraag ernaar overtreffen. Dan komen we uit bij hyperinflatie. Wanneer, niet als, dit gebeurt, staat de USA voor een zeer ernstig probleem. Oplossing, hoewel niet volledig, zal zijn om onmiddellijk en zeer drastisch het dollaraanbod te verminderen, en daarmee de prijs te verhogen van meerdere goederen die vandaag dollar gerelateerd zijn, vooral olie en gas.

Een ander aspect van de deal was dat de oliewinsten door de producenten in Amerikaanse “debt securities” ( zo staat het letterlijk in de tekst) zouden worden geïnvesteerd. Henry Kissinger noemde het zeer ironisch “petrodollar recycling”. Dit was natuurlijk een droomscenario voor een regering en een land met een ziekelijk uitgavegedrag. Maar ondanks de overduidelijke voordelen voor de Amerikanen, is deze recycling niet alleen zeer ongewoon maar ook onhoudbaar op termijn. Een verder voordeel voor de USA was dat ze olie kon kopen in de munt die ze zelf drukte, zonder beperking. Nieuwe ironie is dat de USA de dollars drukt om haar olie te kopen en de producenten opzadelt met de schuld die ze creëert.

De wereld olieconsumptie in 2015 was ongeveer 100 miljoen barrels per dag. Dit maakt onmiddellijk het belang van de petrodollar duidelijk als uw levensstandaard en uw monetair systeem ervan afhangt.

Wanneer, niet als, dit sterk vermindert of bruusk tot een einde zou komen, zullen zeer veel landen hun overtollige dollars ( niet meer nodig om olie te kopen) massaal terugsturen aan de USA. Interestvoeten worden onmiddellijk en serieus opgetrokken en zolang deze geen effect laat voelen, zullen we een ernstige hyperinflatie kennen. Golven van ontslagen zouden dan volgen omdat bedrijven lijden onder de hoge interestvoeten. Als na de zware sociale slachtpartij een licht herstel zich toch zou aftekenen, zal dit wel een USA en als gevolg ook een Europa laten zien dat economisch zwaar heeft ingeboet. Dit is slechts een korte en onvolledige schets van de gevolgen als het petrodollar systeem vrij bruusk in mekaar zou zakken.

Dit alles laat tevens zien en begrijpen het waarom van de USA politiek en de oorlogen sedert ongeveer 1971. Maar voor een aantal grote en snel groeiende naties, die onder dit systeem uit willen, stelt zich reeds enige tijd een ernstige politieke vraag: waar leidt dit ons en onze ontwikkeling?

Anderzijds zal de Amerikaanse dollar niet zomaar aan impact verliezen. Een groot deel afgeleide markten wordt eveneens in dollar verhandeld en dat is voorlopig nog een behoorlijk groot percentage van de wereldhandel. Bovendien is er niet een echt alternatief; zelfs de Chinese Renminbi is niet in staat die rol over te nemen. Maar zolang de Amerikanen niets doen aan hun enorme schuldenlast, die verder blijft aangroeien, blijft een risico bestaan voor een ernstig globaal probleem. En daar zullen de recente renteverhoging ( gemotiveerd door een zachte verbetering van de arbeidsmarkt en een inflatie van slechts 0,44 % waar 2% jaarlijks was vooropgesteld) en een reeks dramatische beloften ( grote belastingverminderingen en belangrijke investeringen in infrastructuurwerken) van Trump maar traag iets aan veranderen. De oplossing zal drastischer en sneller moeten.

Wat na de petrodollar ?

Sommigen geloven dat we terug moeten naar een goudstandaard. Het feit dat we ( de Chinezen en zelfs Goldman Sachs) in deze onzekere tijden goud opkopen als een “safe haven” zou volgens hen aantonen dat we naar een meer “tangible” waarde terug moeten. Hierover wordt reeds een paar jaren zwaar gediscussieerd in kleine kring, maar nu de Trump omgeving hier ook voorstander van blijkt te zijn, wordt het debat iets meer publiek. Er zijn weinig argumenten pro en vele tegen. Een paar eerste bedenkingen: het totaal circulerende geld is tien keer groter dan de goudvoorraden van de banken. Mogelijke oplossing: het nominaal beschikbare geld daalt zwaar in waarde en de goudprijs wordt 500 % hoger (!!!). Dit alles zijn maar economische “Spielereien”. Maar dan nog is de USA niet in staat zijn schulden te vereffenen. Wereld goudvolume stijgt jaarlijks met ongeveer 1%. De gemiddelde wereld economie stijgt vandaag nog steeds met 3 à 4 %. Waar halen we de kredieten om dit verschil te financieren als we tenminste willen dat de economie verder groeit? Andere denkpiste: internationale trekkingsrechten ( op wat zijn die gebaseerd is hierbij het sleutel- en discussie woord) als handelsgeld kan ook, maar daar zijn de Amerikanen nooit grote voorstander van geweest en indien hierover geen akkoord op wereldniveau bestaat, is ook dit geen oplossing. Of, zoals sommige Amerikanen nu suggereren, een gouddekking van 40% geven. Dan staat de deur weer open voor de geldpers, weliswaar in iets mindere mate. Vergeet hierbij niet dat de Amerikanen nog steeds een grote goudvoorraad hebben ( volgens World Gold Council van 2012 zou dit 8133,5 ton zijn tegen bijvoorbeeld 3395,5 ton voor de Duitsers en 2814 ton voor het IMF). Een ernstiger denkpiste is een waarde mandje ( value basket) van goud, samen met andere “commodities” als petroleum of diamant, andere munten zoals Renminbi en Roebel. Deze waardemand moet dan dienen om de waarde van de respectieve munten van ieder land of regio en hun waarde onderling te bepalen. Dit lijkt een veel realistischer en internationaal haalbaarder oplossing. Trouwens goud als product is op zichzelf ook vrij onstabiel en speculatief gedrag zal steeds blijven bestaan, tenzij men zeer zwaar zou gaan reguleren. Maar dat wil niemand in de financiële wereld. Als men zou gaan speculeren op goud, zou men in feite speculeren op de daaraan gekoppelde munt. En dan beginnen we weer van vooraf aan. Dit alles is echter alleen maar een techniciteit. De realiteit blijft de schuldverhoudingen in de wereld, de mogelijkheden om hieraan te verhelpen, de industriële teruggang van de USA, Europa, Japan en Australië.

Maar zoals gezegd, de Amerikanen lijken aan goud te denken omdat het hun enorme schuldenlast snel kan helpen verlichten. Welke oplossing zal van vele factoren afhangen. In de eerste plaats de economische en financiële machtsverhoudingen, met steeds een onderliggende militaire kansberekening.

Ondertussen gebeurt er wel één en ander in de rest van de wereld. In april 2012 tekenden de BRICS landen ( Brazilië, Rusland, India, China en South-Africa) een overeenkomst in New Delhi. Hierin staat een intentieverklaring om weg te groeien van de dollar als wereld muntstandaard. Verder werd hierbij gesteld dat men Europa wou weghalen bij het centrale banksysteem ( IMF, Wereldbank en BIS). Een eigen munt op basis van een mand waarde werd besproken om ook andere niet gebonden landen hiermee toe te laten tot de wereldhandel zonder het risico van het actuele fiat-geld. Deze munt zou gebruikt worden als een alternatief voor de dollar en de euro. Het moet eveneens kleinere landen toelaten te groeien. Een gemeenschappelijke BRICS bank werd besproken als alternatief van het IMF en de Wereldbank. Méér dan 80 landen hebben inmiddels dit akkoord getekend.

Een ander op het eerste zicht gek alternatief is te denken aan een volledig electronische munt, een soort “aangepaste of verbeterde” versie van Bitcoin. Dit wordt dan voor het eerst een soft internationale munt. Politieke slaagkans nul, maar om toch over door te denken.

Wat als we een “ run on the bank” veroorzaken bij een langdurige of stijgende negatieve rentevoet en bij blijvende hoge werkloosheid? Wat wordt dan de reële waarde van het geld en hoe ontspoort de goudprijs? Wat gebeurt in de westerse wereld als de regeringen plots jaren lang sterk verminderde belastingen binnen krijgen? Wat is het gevolg voor onze sociale zekerheid ( is men nu reeds aan het afbouwen), voor de infrastructuren, voor het onderwijs en voor politie en leger?

Hier bovenop voegen zich ook nog ernstige gevolgen van de 2008 financiële crisis. In België alleen al steeg de staatsschuld tussen 8 en 12 % van het BNP ( 8 tot 12 naar gelang welke indirecte gevolgen worden meegerekend) door de ondersteuning van de falende banken. Die moeten we nog terugbetalen, aangezien de staat dit nodige geld zelf heeft geleend en niet aan 0 % rente. In een studie van het ILO ( internationale arbeidsorganisatie), gepubliceerd op 20/12/2016, staat dat in de ontwikkelings- en ontwikkelde landen sedert de crisis van 2008 ongeveer 20 miljoen jobs zijn verdwenen door de economische gevolgen, maar ook door de “indringende” automatiseringen, die eigenlijk nu pas zijn begonnen.

 

Trefwoorden: